Wat zijn de procestermijnen in het ontslagrecht?
Er gelden de volgende termijnen:
Op straffe van verval en dus met als gevolg niet-ontvankelijkverklaring moet de werknemer binnen twee maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst in actie komen:
De werkgever moet verplicht de UWV-route volgen bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en langdurige arbeidsongeschiktheid. De streeftermijn voor afhandeling door UWV van de ontslagprocedure is vier weken. De werkgever heeft vanaf de UWV-beslissing vier weken de tijd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Daarbij neemt hij de contractuele c.q. wettelijke opzegtermijn in acht, verminderd met de doorlooptijd van de UWV-procedure, met als minimum één maand opzegtermijn. Opzegging vindt gebruikelijk plaats tegen het einde van de maand. Als UWV een ingediende ontslagaanvraag afwijst, heeft de werkgever twee maanden de tijd vanaf de UWV-beslissing om op die ontslaggrond(en) bij de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen. De ontbindingsdatum wordt bepaald door van de contractuele of wettelijke opzegtermijn, de doorlooptijd van de ontbindingsprocedure af te trekken, waarbij er minimaal één maand opzegtermijn over moet blijven.
Na een uitspraak van de kantonrechter op een verzoek van werkgever of werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, hebben werkgever en werknemer drie maanden de tijd hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof door middel van een verzoekschrift.
De werknemer die wordt geconfronteerd met een ontslag op staande voet, kan niet meer volstaan met een buitengerechtelijke vernietiging door een brief. Hij moet binnen twee maanden na de ontslagdatum in actie komen door een verzoekschrift te hebben ingediend bij de kantonrechter tot vernietiging van de opzegging. Dit is een vervaltermijn, stuiting is niet mogelijk. Daarnaast kan de werknemer nog steeds via een kort geding bij kantonrechter of president van de rechtbank, via een dagvaarding loon en wedertewerkstelling vorderen. Hij kan daarmee echter niet de opzegging vernietigen.
Als de werkgever ten onrechte niet uiterlijk één maand voor het einde van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden, de schriftelijke aanzegging heeft gedaan dan heeft de werknemer na de dag waartegen de aanzegging had moeten plaatsvinden, twee maanden de tijd om de aanzegboete te vorderen. Dat moet via een verzoekschrift bij de kantonrechter en ook dit is een vervaltermijn.
Op straffe van verval en dus met als gevolg niet-ontvankelijkverklaring moet de werknemer binnen twee maanden na de einddatum van de arbeidsovereenkomst in actie komen:
- Als de opzegging in strijd is met een opzegverbod;
- Om een verzoek te doen voor een vastgelegde schadevergoeding wegens niet (volledig) in acht nemen van de opzegtermijn. De werkgever die een werknemer op staande voet ontslaat, moet overigens ook op straffe van verval van dit recht binnen twee maanden na de einddatum, via een verzoekschrift aanspraak maken op de vastgestelde schadevergoeding;
- Verzoeken tot herstel van de arbeidsovereenkomst of een billijke vergoeding na opzegging na een UWV-procedure; in feite een verkapt hoger beroep door de werknemer tegen het UWV-oordeel
De werkgever moet verplicht de UWV-route volgen bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en langdurige arbeidsongeschiktheid. De streeftermijn voor afhandeling door UWV van de ontslagprocedure is vier weken. De werkgever heeft vanaf de UWV-beslissing vier weken de tijd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Daarbij neemt hij de contractuele c.q. wettelijke opzegtermijn in acht, verminderd met de doorlooptijd van de UWV-procedure, met als minimum één maand opzegtermijn. Opzegging vindt gebruikelijk plaats tegen het einde van de maand. Als UWV een ingediende ontslagaanvraag afwijst, heeft de werkgever twee maanden de tijd vanaf de UWV-beslissing om op die ontslaggrond(en) bij de kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen. De ontbindingsdatum wordt bepaald door van de contractuele of wettelijke opzegtermijn, de doorlooptijd van de ontbindingsprocedure af te trekken, waarbij er minimaal één maand opzegtermijn over moet blijven.
Na een uitspraak van de kantonrechter op een verzoek van werkgever of werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, hebben werkgever en werknemer drie maanden de tijd hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof door middel van een verzoekschrift.
De werknemer die wordt geconfronteerd met een ontslag op staande voet, kan niet meer volstaan met een buitengerechtelijke vernietiging door een brief. Hij moet binnen twee maanden na de ontslagdatum in actie komen door een verzoekschrift te hebben ingediend bij de kantonrechter tot vernietiging van de opzegging. Dit is een vervaltermijn, stuiting is niet mogelijk. Daarnaast kan de werknemer nog steeds via een kort geding bij kantonrechter of president van de rechtbank, via een dagvaarding loon en wedertewerkstelling vorderen. Hij kan daarmee echter niet de opzegging vernietigen.
Als de werkgever ten onrechte niet uiterlijk één maand voor het einde van een tijdelijke arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden, de schriftelijke aanzegging heeft gedaan dan heeft de werknemer na de dag waartegen de aanzegging had moeten plaatsvinden, twee maanden de tijd om de aanzegboete te vorderen. Dat moet via een verzoekschrift bij de kantonrechter en ook dit is een vervaltermijn.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 336 vragen en antwoorden over Ontslagzaken.