Wanneer is er sprake van goed werkgever- of werknemersschap?
Werkgever en werknemer zijn volgens het BW verplicht zich als een goed werkgever en een goed werknemer te gedragen. In wet- en regelgeving en jurisprudentie wordt daar verder inhoud aan gegeven.
Zo is een werkgever die om bedrijfseconomische redenen moet reorganiseren niet goed bezig als hij zaken op zijn beloop laat. Zijn onderneming kan door passief te blijven in liquiditeitsproblemen komen, met een faillissement tot gevolg. De werkgelegenheid van alle werknemers is dan verloren en er is geen geld voor 'een goed sociaal plan'. Dat is geen goed werkgeverschap.
Het komt ook voor, dat een werkgever bedrijfseconomisch probeert de tering naar de nering te zetten, maar in het overleg met de vakorganisaties en/of de ondernemingsraad niet-betaalbare concessies doet. Een goed werkgever probeert uiteraard ingrijpende maatregelen op het personele vlak zoals functiewijziging en gedwongen ontslagen te voorkomen, maar hanteert ook duidelijke grenzen. Het afgeven van een werkgelegenheidsgarantie en een onevenredig lange termijn van begeleiding van werk naar werk zijn in de meeste branches niet meer waar te maken en moeten dan ook niet in een sociaal plan worden gecontracteerd.
Onder goed werkgeverschap wordt ook verstaan, dat de werkgever niet de 'Handige Harry' speelt. De stoelendans-methode is afgeschreven, dus iedereen boventallig verklaren en laten solliciteren naar zijn eigen functie is er niet meer bij. Dat geldt ook voor het vlak voor een reorganisatie plaatsen van een welgevallige medewerker in een nieuw gecreëerde functie die niet zal worden opgeheven, om daarmee de gevolgen van de wettelijke afspiegelingsvolgorde te voorkomen.
Van de werknemer wordt goed werknemersschap verwacht. De werknemer hoort zich daadwerkelijk in te zetten om ander werk te vinden tijdens zijn re-integratieperiode. Een eigen bedrijf starten tijdens re-integratie en vervolgens na ontslag claimen dat dit tweede inkomen niet mag worden verrekend met wachtgeld, is geen toonbeeld van goed werknemersschap.
Zo is een werkgever die om bedrijfseconomische redenen moet reorganiseren niet goed bezig als hij zaken op zijn beloop laat. Zijn onderneming kan door passief te blijven in liquiditeitsproblemen komen, met een faillissement tot gevolg. De werkgelegenheid van alle werknemers is dan verloren en er is geen geld voor 'een goed sociaal plan'. Dat is geen goed werkgeverschap.
Het komt ook voor, dat een werkgever bedrijfseconomisch probeert de tering naar de nering te zetten, maar in het overleg met de vakorganisaties en/of de ondernemingsraad niet-betaalbare concessies doet. Een goed werkgever probeert uiteraard ingrijpende maatregelen op het personele vlak zoals functiewijziging en gedwongen ontslagen te voorkomen, maar hanteert ook duidelijke grenzen. Het afgeven van een werkgelegenheidsgarantie en een onevenredig lange termijn van begeleiding van werk naar werk zijn in de meeste branches niet meer waar te maken en moeten dan ook niet in een sociaal plan worden gecontracteerd.
Onder goed werkgeverschap wordt ook verstaan, dat de werkgever niet de 'Handige Harry' speelt. De stoelendans-methode is afgeschreven, dus iedereen boventallig verklaren en laten solliciteren naar zijn eigen functie is er niet meer bij. Dat geldt ook voor het vlak voor een reorganisatie plaatsen van een welgevallige medewerker in een nieuw gecreëerde functie die niet zal worden opgeheven, om daarmee de gevolgen van de wettelijke afspiegelingsvolgorde te voorkomen.
Van de werknemer wordt goed werknemersschap verwacht. De werknemer hoort zich daadwerkelijk in te zetten om ander werk te vinden tijdens zijn re-integratieperiode. Een eigen bedrijf starten tijdens re-integratie en vervolgens na ontslag claimen dat dit tweede inkomen niet mag worden verrekend met wachtgeld, is geen toonbeeld van goed werknemersschap.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 247 vragen en antwoorden over Sociaal plan.