Theorieën van managementdenkers als Covey wortelen vaak in spiritualiteit en religie

Wat hebben een voormalige Jain-monnik, een boeddhistische systeemdenker en een mormonistische zelfhulpgoeroe met elkaar gemeen? Ze behoren allemaal tot de spirituele stamvaders van het moderne managementdenken. En dat is op z’n zachtst gezegd opmerkelijk.

Wie zich verdiept in de geschiedenis van populaire managementtheorieën ontdekt al snel dat deze verrassend vaak geworteld zijn in religie, spiritualiteit en filosofische levensbeschouwingen. Niet in de harde cijfers of rationele modellen waar de MBA-industrie zo dol op is, maar in bezieling, zingeving en… contemplatie. 

 

Neem de belangrijke managementgoeroe Peter Drucker. Door velen beschouwd als de vader van modern management, maar onder de oppervlakte eerder een moderne profeet dan een spreadsheet-strateeg. Drucker baseerde zijn denken op christelijke en joodse waarden. “Management as a liberal art”, noemde hij het. Een kunstvorm die vraagt om ethiek, gemeenschapszin en moreel kompas – noties die hij ontleende aan zijn religieuze achtergrond.

Of denk aan Stephen R. Covey, wiens The 7 Habits of Highly Effective People nog steeds in boardrooms over de hele wereld wordt gelezen. Wat minder bekend is: Covey putte rijkelijk uit het mormonisme én uit universele spirituele principes. Zijn ‘gewoonten’ zijn in wezen morele deugden – integriteit, dienstbaarheid, zelfbeheersing – verpakt in een zakelijk jasje.

En dan Robert Greenleaf, de man die Servant Leadership introduceerde. Een radicale gedachte: dat een leider eerst moet dienen. Greenleaf was beïnvloed door het Quakerisme, met zijn nadruk op innerlijke leiding en gelijkwaardigheid. Zijn gedachtegoed resoneert tot op de dag van vandaag, zeker nu leiderschap meer over verbinding dan over bevelen lijkt te gaan.

De lijst gaat verder. E.F. Schumacher, die economie wilde verenigen met spiritualiteit, was een katholiek met boeddhistische sympathieën. Deepak Chopra, een pionier op het kruispunt van welzijn en werk, putte uit Vedanta en Ayurveda. Ken Wilber bracht in zijn Integral Theory oosterse mystiek samen met westerse psychologie. Otto Scharmer, met zijn Theory U, laat leiders ‘diep luisteren’ – een vaardigheid die eerder in een klooster wordt onderwezen dan in een business school.

Laat ik nog wat voorbeelden noemen. Zelfs intercultureel managementexpert Fons Trompenaars laat zich inspireren door Confucianisme, terwijl ecofilosoof Satish Kumar het Jainisme en Gandhiaans denken inzet om duurzaam ondernemen te herdefiniëren. En Margaret Wheatley, een van de invloedrijkste denkers over leiderschap in chaotische tijden, vindt haar richting in boeddhistische inzichten over vergankelijkheid en onderlinge verbondenheid.

Wat betekent dit allemaal? Misschien dat onze zoektocht naar effectief leiderschap uiteindelijk neerkomt op een zoektocht naar betekenis. Misschien dat goede leiders niet alleen strategie nodig hebben, maar ook ziel. En misschien – heel misschien – dat management wat meer een spirituele praktijk blijkt te zijn dan je dacht. Want hoe hard leiders en managers ook schermen met feiten en cijfers; het is interessant om te ontdekken dat ze gedreven worden door denkbeelden die minder 'hard' zijn.

In een tijd waarin organisaties steeds vaker worstelen met vragen over purpose, welzijn en duurzaamheid, lijkt het erop dat we het antwoord niet in de cijfers vinden, maar in oude wijsheden die al duizenden jaren meegaan. Management uit de hemel? Misschien is dat minder vreemd dan het klinkt.

 

Deel uw  ervaringen op ManagementSite

Wij zijn altijd op zoek naar ervaringen uit de praktijk, wat werkt wel, wat niet.

SCHRIJF MEE, word een pro!  >>