Gemengde prestaties: wanneer wordt het aftrekrecht berekend aan de hand van werkelijk gebruik?
De voorgaande berekening van het aftrekpercentage op grond van omzetverhoudingen heeft een wat willekeurig karakter. De gerealiseerde omzetten zeggen immers feitelijk niets over het werkelijk gebruik van de ingekochte goederen en diensten. De wet bepaalt dan ook dat de omzetverhouding niet kan worden toegepast als het werkelijk gebruik van de ingekochte goederen of diensten in belangrijke mate (meer dan 10%) afwijkt van deze verhouding.
Een voorbeeld: een ondernemer verricht vrijgestelde en belaste prestaties. Hij koopt een computer die hij gelijkelijk (in tijd gemeten) voor beide prestaties gebruikt. De ondernemer maakt verlies op zijn belaste prestaties, terwijl zijn vrijgestelde prestaties een hoge winst genereren. Uit de omzetcijfers volgt dan een aftrekpercentage dat vermoedelijk ruim minder is dan 50%. De ondernemer kan nu het werkelijke gebruik van de computer als uitgangspunt nemen, op basis waarvan een aftrekrecht van 50% kan worden toegepast. Het is echter wel zo dat het werkelijk gebruik moet kunnen worden aangetoond. Probleem is dat het werkelijk gebruik niet altijd even gemakkelijk is te onderbouwen. Bij verhuurde onroerende zaken geldt dit minder; hier kan het werkelijke gebruik veelal worden afgeleid uit de verhouding tussen belast/vrijgesteld verhuurde m² of m³.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 372 vragen en antwoorden over BTW.