Indien het in het gehuurde uitgeoefende bedrijf wordt overgedragen aan een derde, kan dan worden geëist van de verhuurder dat de huurovereenkomst mee overgaat?
Het is bij overname van een bedrijf van groot belang dat de nieuwe eigenaar van het bedrijf het in het gehuurde gevestigde bedrijf aldaar kan voortzetten. De wet voorziet echter niet in een automatische overgang van de huurovereenkomst.
Voor niet-middenstandsbedrijfsruimten, de zgn. 230a-ruimte, geldt dat altijd de toestemming van de verhuurder nodig is om overdracht van de huurovereenkomst te realiseren. Mocht de verhuurder die toestemming weigeren dan zal bij een eventuele procedure het belang van de rechtsopvolger om de bedrijfsuitoefening te continueren zwaar wegen.
Ingeval van artikel 7:290 BW (middenstandsbedrijfsruimte) geldt dat de voormalig huurder indeplaatsstelling kan vorderen middels een procedure bij de kantonrechter. Op grond van artikel 7:307 BW geldt dat de rechter op een dergelijk verzoek zal beslissen met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Belangen aan de zijde van de opvolgend huurder spelen geen rol. Tevens kan de rechter aan de af te geven machtiging voorwaarden verbinden (bv. aanvullende zekerheid van de nieuwe huurder). Er is een scala van jurisprudentie op dit punt. Indien uiteindelijk een indeplaatsstelling wordt geëffectueerd geldt dat de nieuwe huurder de oude huurovereenkomst voortzet. Er komt dus geen nieuwe huurovereenkomst tot stand, maar de lopende huurovereenkomst wordt voortgezet inclusief alle bedingen en afspraken.
Voor niet-middenstandsbedrijfsruimten, de zgn. 230a-ruimte, geldt dat altijd de toestemming van de verhuurder nodig is om overdracht van de huurovereenkomst te realiseren. Mocht de verhuurder die toestemming weigeren dan zal bij een eventuele procedure het belang van de rechtsopvolger om de bedrijfsuitoefening te continueren zwaar wegen.
Ingeval van artikel 7:290 BW (middenstandsbedrijfsruimte) geldt dat de voormalig huurder indeplaatsstelling kan vorderen middels een procedure bij de kantonrechter. Op grond van artikel 7:307 BW geldt dat de rechter op een dergelijk verzoek zal beslissen met inachtneming van de omstandigheden van het geval, met dien verstande dat hij de vordering slechts kan toewijzen, indien de huurder een zwaarwichtig belang heeft bij de overdracht van het bedrijf en dat hij haar steeds afwijst, indien de voorgestelde huurder niet voldoende waarborgen biedt voor een volledige nakoming van de huurovereenkomst en voor een behoorlijke bedrijfsvoering. Belangen aan de zijde van de opvolgend huurder spelen geen rol. Tevens kan de rechter aan de af te geven machtiging voorwaarden verbinden (bv. aanvullende zekerheid van de nieuwe huurder). Er is een scala van jurisprudentie op dit punt. Indien uiteindelijk een indeplaatsstelling wordt geëffectueerd geldt dat de nieuwe huurder de oude huurovereenkomst voortzet. Er komt dus geen nieuwe huurovereenkomst tot stand, maar de lopende huurovereenkomst wordt voortgezet inclusief alle bedingen en afspraken.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 114 vragen en antwoorden over Vastgoed Huur & Verhuur.