Wat zijn 'verloonde' uren voor de loonaangifte?
Uit een memo van de Belastingdienst, UWV en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt hoe deze instanties aankijken tegen de rubriek verloonde uren in de aangifte loonheffingen. In deze rubriek moeten werkgevers aangeven hoeveel uren zij in een aangiftetijdvak voor een bepaalde werknemer verloond hebben. Het lijkt eenvoudig om te zeggen dat werknemers met een gemiddeld uurloon van tussen de € 10,73 en € 13,43 (2022) in aanmerking komen voor de regeling, maar dat ligt iets complexer. De subsidie wordt toegekend op basis van het loon voor loonheffing, en niet op basis van het gebruikelijke gemiddelde uurloon.
Het gemiddeld uurloon van het WML en het gemiddeld uurloon van de loon voor loonheffing verschillen van elkaar. En wel zodanig dat dit het verschil kan betekenen tussen het wél en niét voldoen aan de voorwaarden om recht te hebben op de subsidie. Factoren die dit verschil beïnvloeden zijn onder meer: overwerk, een auto van de zaak, inhouding pensioen werknemer, ziekte en het uitbetalen van niet opgenomen verlofuren of het kopen van verlofuren. Deze factoren beïnvloeden het aantal verloonde uren en dus het recht om in aanmerking te komen voor het lage inkomensvoordeel. Het juist en op nieuwe wijze registreren van deze factoren in de loonadministratie vraagt het nodige van werkgevers. Er komt zoveel administratie bij kijken, dat het vooraf onduidelijkheid geeft en achteraf kan leiden tot het mislopen van de subsidie.
Het memo gaat in totaal in op 12 verschillende situaties. De belangrijkste situaties en de bijbehorende standpunten van de Belastingdienst, UWV en het CBS zijn als volgt:
Voor (ex-)werknemers die recht hebben op een uitkering, gelden andere regels met de betrekking tot de verloonde uren.
Het gemiddeld uurloon van het WML en het gemiddeld uurloon van de loon voor loonheffing verschillen van elkaar. En wel zodanig dat dit het verschil kan betekenen tussen het wél en niét voldoen aan de voorwaarden om recht te hebben op de subsidie. Factoren die dit verschil beïnvloeden zijn onder meer: overwerk, een auto van de zaak, inhouding pensioen werknemer, ziekte en het uitbetalen van niet opgenomen verlofuren of het kopen van verlofuren. Deze factoren beïnvloeden het aantal verloonde uren en dus het recht om in aanmerking te komen voor het lage inkomensvoordeel. Het juist en op nieuwe wijze registreren van deze factoren in de loonadministratie vraagt het nodige van werkgevers. Er komt zoveel administratie bij kijken, dat het vooraf onduidelijkheid geeft en achteraf kan leiden tot het mislopen van de subsidie.
Het memo gaat in totaal in op 12 verschillende situaties. De belangrijkste situaties en de bijbehorende standpunten van de Belastingdienst, UWV en het CBS zijn als volgt:
- Als een werknemer niet-opgenomen vakantie-uren verkoopt en de werkgever die aan hem uitbetaalt, tellen deze uren als extra verloonde uren.
- Als een werknemer vakantie-uren bijkoopt, gaat het aantal verloonde uren omlaag. Hierbij mag in de loonaangifte niet de code ‘incidentele inkomstenvermindering’ worden toegepast.
Voor (ex-)werknemers die recht hebben op een uitkering, gelden andere regels met de betrekking tot de verloonde uren.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 255 vragen en antwoorden over Loonheffingen.