Mag de fiscus de afroommethode gebruiken voor het vaststellen van het gebruikelijk loon?
Het loon van de directeur-grootaandeelhouder moet vergeleken worden met dat van de meest vergelijkbare dienstbetrekking, en niet met het loon van een werknemer met een soortgelijke dienstbetrekking. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de systematiek in de wet om de hoogte van het gebruikelijk loon vast te stellen, gebaseerd is op de vergelijkingsmethode. Als er een soortgelijke dienstbetrekking te vinden is, heeft die methode altijd voorrang op de afroommethode. Als er een vergelijkbare dienstbetrekking is mag de fiscus nooit de afroommethode gebruiken om de hoogte van het gebruikelijk loon te bepalen. Aangezien er niet altijd een soortgelijke dienstbetrekking is, maar wel altijd een meest vergelijkbare dienstbetrekking, zal de fiscus in de praktijk geen beroep (meer) kunnen doen op de afroommethode. Alleen als die met geen mogelijkheid toegepast kan worden, mag de inspecteur kiezen voor de afroommethode (berekend door: omzet minus kosten, afschrijvingen en winstopslag).
NB. Het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’ is sinds 1 januari 2015 vervangen door ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, omdat zo’n dienstbetrekking altijd bestaat.
NB. Het begrip ‘soortgelijke dienstbetrekking’ is sinds 1 januari 2015 vervangen door ‘meest vergelijkbare dienstbetrekking’, omdat zo’n dienstbetrekking altijd bestaat.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 255 vragen en antwoorden over Loonheffingen.