Op welke uitkeringen zijn de kapitaalvrijstellingen van toepassing?

De kapitaalvrijstellingen zijn zowel van toepassing op een uitkering bij leven als bij overlijden van de belastingplichtige. Hierbij mag de (restant)vrijstelling van de overleden partner worden gebruikt tot maximaal de uitkering ten gevolge van het overlijden van die partner.

Voorbeeld vrijstelling bij overlijden:
Een KEW komt tot uitkering na het overlijden van een belastingplichtige. De uitkering bedraagt € 100.000. De duur van de verzekering is 25 jaar. Er geldt een vrijstelling voor het volledige bedrag ad € 100.000. Voor de overblijvende partner blijft nog een restantvrijstelling over van € 51.000.
Indien de partner komt te overlijden geldt er dus een maximale vrijstelling van € 151.000 plus € 51.000 is € 202.000. Bij een uitkering bij overlijden ad € 150.000 geldt een maximale vrijstelling van € 150.000. Het restant van de vrijstelling vervalt. Indien de overlijdensuitkering € 210.000 bedraagt, is de maximale vrijstelling € 202.000.  Het restantbedrag van € 8.000 is progressief belast.

Voorbeeld vrijstelling bij leven:
Een in 2011 afgesloten KEW komt tot uitkering in 2036. De uitkering bedraagt € 300.000. De jaarpremie bedraagt € 5.000. Aangenomen wordt dat de vrijstelling van € 150.500 in 2036 is aangegroeid tot € 285.000. De vrijstelling wordt namelijk jaarlijks met de inflatiecorrectie geïndexeerd.
Het belaste rentebestanddeel bedraagt dan:
((Uitkering -/- Vrijstelling  x  (Uitkering -/- Premie))/Uitkering
((300.000 -/- 285.000  x  (300.000 -/- 125.000))/Uitkering
(15.000 x 175.000)/300.00 = € 8.167
Word pro

Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 284 vragen en antwoorden over Pensioenen & lijfrentes.