Hoe wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald?
Dient een zieke werknemer een WIA-aanvraag in – en hebben de werkgever en de werknemer genoeg gedaan aan de re-integratie – dan heeft de werknemer daarna een gesprek met een verzekeringsarts van UWV. De verzekeringsarts kijkt naar de klachten en de resterende mogelijkheden van de werknemer. Als het nodig is, voert de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek uit. Oordeelt de verzekeringsarts dat de werknemer nu en in de toekomst helemaal niet meer kan werken, dan krijgt de werknemer meestal een IVA-uitkering (Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten). Kan de werknemer nog wel werken, dan wordt hij doorgestuurd voor een gesprek met een arbeidsdeskundige van UWV.
De arbeidsdeskundige kiest vervolgens drie soorten werk die geschikt zouden zijn voor de werknemer, gelet op zijn werkervaring en opleiding. Uit die drie banen selecteert de arbeidsdeskundige de functie met het middelste loon. Dit middelste loon wordt ook wel de (resterende) verdiencapaciteit genoemd. Het verschil tussen het oude loon en de verdiencapaciteit bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage van de werknemer. Daarvoor deelt UWV het verschil door het oude loon.
De arbeidsdeskundige kiest vervolgens drie soorten werk die geschikt zouden zijn voor de werknemer, gelet op zijn werkervaring en opleiding. Uit die drie banen selecteert de arbeidsdeskundige de functie met het middelste loon. Dit middelste loon wordt ook wel de (resterende) verdiencapaciteit genoemd. Het verschil tussen het oude loon en de verdiencapaciteit bepaalt het arbeidsongeschiktheidspercentage van de werknemer. Daarvoor deelt UWV het verschil door het oude loon.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 276 vragen en antwoorden over Arbeidsongeschiktheid Participatiewet.