Wanneer wordt voorwaardelijk eigendomsrecht onvoorwaardelijk?
Tot voor kort waren winkelketens relatief moeilijk financierbaar voor financiers van winkelketens (banken), vooral voor ondernemingen met een grote voorraad, omdat voorraad vrijwel wordt altijd geleverd onder eigendomsvoorbehoud. De geleverde voorraad wordt pas het eigendom van de onderneming, als de geleverde voorraad is betaald. Vaak gaat het om een (uitgebreider) eigendomsvoorbehoud op alle geleverde zaken; pas als alle vorderingen ten aanzien van alle geleverde zaken en in de toekomst nog te leveren zaken zijn voldaan, zijn de spullen eigendom van de onderneming. Dit geldt over het algemeen ook voor machines/apparatuur.
Eerder was het onduidelijk of de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken alvast in onderpand aan de financier konden worden gegeven, om de banken te verzekeren van terugbetaling van het krediet. Hierdoor werden de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken niet meegenomen in de berekening van de dekking/zekerheid. Dit had weer gevolgen voor de financiering die bijvoorbeeld een bank wilde verstrekken of voor het risicoprofiel waarin de onderneming werd ingedeeld.
De Hoge Raad oordeelde in juni 2016 dat het recht dat een ondernemer als koper onder eigendomsvoorbehoud verkrijgt een voorwaardelijk eigendomsrecht op de geleverde zaken is. Het is mogelijk om dit voorwaardelijke eigendomsrecht te verpanden. Pas als het resterende bedrag wordt betaald, wordt het voorwaardelijk eigendomsrecht een onvoorwaardelijk eigendomsrecht. Als de ondernemer vóór de betaling van de (restant) vordering failliet gaat en de (restant) vordering wordt na faillissement betaald, ontstaat er een pandrecht op de geleverde zaken. De financier van de onderneming krijgt hier meer zekerheid, het dekkingsrisico neemt af.
Eerder was het onduidelijk of de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken alvast in onderpand aan de financier konden worden gegeven, om de banken te verzekeren van terugbetaling van het krediet. Hierdoor werden de onder eigendomsvoorbehoud geleverde zaken niet meegenomen in de berekening van de dekking/zekerheid. Dit had weer gevolgen voor de financiering die bijvoorbeeld een bank wilde verstrekken of voor het risicoprofiel waarin de onderneming werd ingedeeld.
De Hoge Raad oordeelde in juni 2016 dat het recht dat een ondernemer als koper onder eigendomsvoorbehoud verkrijgt een voorwaardelijk eigendomsrecht op de geleverde zaken is. Het is mogelijk om dit voorwaardelijke eigendomsrecht te verpanden. Pas als het resterende bedrag wordt betaald, wordt het voorwaardelijk eigendomsrecht een onvoorwaardelijk eigendomsrecht. Als de ondernemer vóór de betaling van de (restant) vordering failliet gaat en de (restant) vordering wordt na faillissement betaald, ontstaat er een pandrecht op de geleverde zaken. De financier van de onderneming krijgt hier meer zekerheid, het dekkingsrisico neemt af.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 236 vragen en antwoorden over Faillissement en Surseance.