Aan welke voorwaarden moeten persoonlijke beschermingsmiddelen tegen valgevaar voldoen?
De persoonlijke beschermingsmiddelen die het risico op een valongeluk kunnen verkleinen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
- Gordels of harnassen moeten verbonden worden met hetzij een verankeringspunt, hetzij een bevestigingssysteem dat vastgehecht is aan een of meerdere verankeringspunten. Normaal gesproken gebeurt dit met een flexibele vanglijn met beperkte lengte.
- De verbinding tussen het bevestigingselement van de gordel of het harnas en het verankeringspunt of het bevestigingssysteem moet zodanig zijn dat de valhoogte van werknemers zo klein mogelijk is.
- De val moet in elk geval gestopt worden op minimaal en halve meter boven het opvangvlak of boven iets anders wat een vallende persoon kan verwonden. Houd hierbij rekening met eventueel gebruik van een valdemper.
- Het verankeringspunt of het bevestigingssysteem dat vastgemaakt is aan een of meerdere verankeringspunten moet stevig en stabiel genoeg zijn.
- Veiligheidsgordels of harnassen, vanglijnen en touwen zijn gemaakt van synthetische vezels, met uitzondering van de verbindingsstukken. Het gebruik van een dergelijke uitrusting is verboden als de temperatuur op de werkplek de 70 graden overschijdt. Dit geldt natuurlijk niet voor persoonlijke beschermingsmiddelen die specifiek bedoeld zijn voor gebruik bij hogere temperaturen.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 97 vragen en antwoorden over ARBO: Veiligheid.