Een grondeigenaar heeft zelf verontreiniging veroorzaakt, echter spoedige sanering in de zin van de Wet Bodembescherming is niet noodzakelijk. Welke maatregelen kan de overheid opleggen?
Van spoed is sprake als bijvoorbeeld de verontreiniging zich te zeer verspreidt in het grondwater dan wel ecologische risico’s veroorzaakt. Op grond van de Wet Bodembescherming (Wbb) kan slechts een ernstige verontreiniging waar spoedige sanering noodzakelijk is tot overheidsingrijpen leiden, zoals bijvoorbeeld het opleggen van een saneringsbevel. In het geval dat spoedige sanering niet noodzakelijk is, heeft de eigenaar of gebruiker de vrijheid om zelf het moment van sanering te bepalen, bijvoorbeeld bij nieuwbouw.
Sinds 1 januari 1987 geldt dat verontreiniging van de bodem voor een ieder bestuurs- en strafrechtelijk verboden is. Bij overtreding van dit verbod kan door bestuursdwang sanering van de grond afdwongen worden. De eigenaar kan dus verplicht worden niet ernstige verontreinigingen van zijn perceel door hem veroorzaakt te saneren.
Sinds 1 januari 1987 geldt dat verontreiniging van de bodem voor een ieder bestuurs- en strafrechtelijk verboden is. Bij overtreding van dit verbod kan door bestuursdwang sanering van de grond afdwongen worden. De eigenaar kan dus verplicht worden niet ernstige verontreinigingen van zijn perceel door hem veroorzaakt te saneren.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 76 vragen en antwoorden over Vastgoed: Bouwen.