Zijn er afzonderlijke aansprakelijkheidsbepalingen voor bestuurders van verenigingen?
Bij verenigingen dient onderscheid te worden gemaakt tussen de vereniging die bij notariële akte is opgericht en de vereniging waarbij dat niet het geval is.
In artikel 2:29 lid 2 BW is voor de notarieel opgerichte vereniging geregeld dat iedere bestuurder voor de rechtshandelingen van de vereniging hoofdelijk aansprakelijk is zolang de vereniging nog niet in het handelsregister is ingeschreven en de statuten niet bij het kantoor van het handelsregister zijn gedeponeerd. Deze verplichting geldt zowel voor niet-commerciële als commerciële verenigingen.
Artikel 2:50a BW verklaart artikel 2:138 BW (bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement van een N.V.) van overeenkomstige toepassing op de notarieel opgerichte vereniging die een onderneming drijft waarvoor vennootschapsbelasting moet worden betaald. Zie hiervoor de vragen over bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement.
Bij een vereniging die niet bij de notaris is opgericht, geldt ingevolge artikel 2:30 BW dat de bestuurders naast de vereniging hoofdelijk zijn verbonden voor schulden die ontstaan uit rechtshandelingen die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. Het is dus verstandig om voor het aangaan van dergelijke rechtshandelingen eerst te onderzoeken of de vereniging wel aan zijn verplichtingen kan voldoen. Deze aansprakelijkheid blijft bestaan nadat de bestuurder tijdens wiens bestuur de vordering is ontstaan, maar geldt niet als de betreffende bestuurder is geraadpleegd omtrent het aangaan van de verplichting en vervolgens heeft geweigerd zijn verantwoording te nemen.
Ook artikel 2:9 BW (interne aansprakelijkheid) is op de vereniging als rechtspersoon van toepassing.
In artikel 2:29 lid 2 BW is voor de notarieel opgerichte vereniging geregeld dat iedere bestuurder voor de rechtshandelingen van de vereniging hoofdelijk aansprakelijk is zolang de vereniging nog niet in het handelsregister is ingeschreven en de statuten niet bij het kantoor van het handelsregister zijn gedeponeerd. Deze verplichting geldt zowel voor niet-commerciële als commerciële verenigingen.
Artikel 2:50a BW verklaart artikel 2:138 BW (bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement van een N.V.) van overeenkomstige toepassing op de notarieel opgerichte vereniging die een onderneming drijft waarvoor vennootschapsbelasting moet worden betaald. Zie hiervoor de vragen over bestuurdersaansprakelijkheid bij faillissement.
Bij een vereniging die niet bij de notaris is opgericht, geldt ingevolge artikel 2:30 BW dat de bestuurders naast de vereniging hoofdelijk zijn verbonden voor schulden die ontstaan uit rechtshandelingen die tijdens hun bestuur opeisbaar worden. Het is dus verstandig om voor het aangaan van dergelijke rechtshandelingen eerst te onderzoeken of de vereniging wel aan zijn verplichtingen kan voldoen. Deze aansprakelijkheid blijft bestaan nadat de bestuurder tijdens wiens bestuur de vordering is ontstaan, maar geldt niet als de betreffende bestuurder is geraadpleegd omtrent het aangaan van de verplichting en vervolgens heeft geweigerd zijn verantwoording te nemen.
Ook artikel 2:9 BW (interne aansprakelijkheid) is op de vereniging als rechtspersoon van toepassing.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 73 vragen en antwoorden over Bestuurdersaansprakelijkheid.