Hoe worden de wettelijke uurloongrenzen berekend?
De wettelijke uurloongrenzen van de Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl) worden jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar geïndexeerd op basis van het reguliere wettelijk minimumloon (WML) per 1 januari van het betreffende jaar vermeerderd met de vakantietoeslag van 8%. Dit betekent dat de aan het begin van het jaar vastgestelde uurloongrenzen voor het gehele betreffende jaar van toepassing zijn. Vervolgens wordt dit jaarloon inclusief vakantiegeld gedeeld door 260 dagen maal 8 uur (=2080).
Deze rekenregel resulteert in de volgende uurloongrenzen:
De grenzen van het minimumloon worden in het kader van de Wtl uitgedrukt in een bedrag per uur. Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken als volledige dienstbetrekking. In de meeste CAO’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 of 40 uur per week. Daarom wordt in de rekenregel uitgegaan van een werkweek van 40 uur om te voorkomen dat werknemers met een andere arbeidsduur onder de ondergrens uitkomen en daarmee zouden worden uitgesloten van het recht op LIV. Voor het aantal werkdagen per jaar wordt uitgegaan van 260 dagen, het uitgangspunt voor de loonheffingen.
Om voor een werknemer het lage-inkomensvoordeel (LIV) te krijgen, moet een werkgever ervoor zorgen dat het uurloon gemiddeld over het hele kalenderjaar minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon is.
Tot en met 2019 waren er twee groepen werknemers voor het LIV: van 100% tot en met 110% van het minimumloon en van meer dan 110% maar maximaal 125% van het minimumloon. Bij het LIV over 2020 was dat niet meer het geval en gold het voordeel voor alle werknemers die 100% tot en met 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Per 2021 geldt voor deze groep het lage bedrag aan tegemoetkoming van € 0,49 per uur en een bovengrens van € 960 per werknemer per jaar.
Deze rekenregel resulteert in de volgende uurloongrenzen:
Koppeling aan het WML | Uurloongrens 2022 |
100% | € 10,73 |
125% | € 13,43 |
De grenzen van het minimumloon worden in het kader van de Wtl uitgedrukt in een bedrag per uur. Een landelijk wettelijk minimumuurloon kent de wet niet. Het uurloon kan per sector verschillen, afhankelijk van het aantal uren dat als normale arbeidsduur geldt. Onder normale arbeidsduur wordt verstaan de arbeidsduur die in de desbetreffende sector is afgesproken als volledige dienstbetrekking. In de meeste CAO’s is deze arbeidsduur voor een fulltime dienstverband gesteld op 36, 38 of 40 uur per week. Daarom wordt in de rekenregel uitgegaan van een werkweek van 40 uur om te voorkomen dat werknemers met een andere arbeidsduur onder de ondergrens uitkomen en daarmee zouden worden uitgesloten van het recht op LIV. Voor het aantal werkdagen per jaar wordt uitgegaan van 260 dagen, het uitgangspunt voor de loonheffingen.
Om voor een werknemer het lage-inkomensvoordeel (LIV) te krijgen, moet een werkgever ervoor zorgen dat het uurloon gemiddeld over het hele kalenderjaar minimaal 100% en maximaal 125% van het wettelijk minimumloon is.
Tot en met 2019 waren er twee groepen werknemers voor het LIV: van 100% tot en met 110% van het minimumloon en van meer dan 110% maar maximaal 125% van het minimumloon. Bij het LIV over 2020 was dat niet meer het geval en gold het voordeel voor alle werknemers die 100% tot en met 125% van het wettelijk minimumloon verdienen. Per 2021 geldt voor deze groep het lage bedrag aan tegemoetkoming van € 0,49 per uur en een bovengrens van € 960 per werknemer per jaar.
Pro-abonnees downloaden gratis het Ebook met 75 vragen en antwoorden over Wet tegemoetkoming loondomein (Wtl).