De vierde aflevering van het managementfeuilleton 'De organisatietrainer en zijn hindernissen'. Trainer en coach Job Steenstra is gearriveerd op de Learning Lane, waar zijn trainerslocatie zich bevindt. Hij is laat en onder andere daardoor niet in zijn beste humeur. De deelnemers zijn er allemaal al, terwijl hij de beamer nog moet installeren. Job is boos op de organisatie die hem inhuurt, omdat ze hem onderbetalen. Vandaag besluit de organisatie, die 'De Reis' heet, eens terug te pakken. Daarvoor heeft hij een plan ontwikkeld, maar tussen de deelnemers loopt iemand rond die hem geen deelnemer lijkt. Zij introduceert zich...
Met de dubbele espresso in de ene hand, een hoofd waarin een wazige pijntje was opgekomen tijdens de busrit en zijn tas met spullen onder zijn arm liep hij door naar de trainingsruimte.
‘Ik zie jullie zo’ mompelde hij nog net verstaanbaar. Hij was al bijna in de zaal, toen hij merkte dat de paradijsvogel hem gevolgd was.
‘Dag, Job’ groette ze. Hij keek haar aan en trok een wenkbrauw op. Hij merkte op dat ze hem geen hand gaf.
‘Kennen we elkaar?’
‘Nog niet, maar daar gaat snel verandering in komen, want vandaag loop ik een dagje met je mee. Ik heet Ada.’
Ze had voortdurend een glimlach op haar gezicht en ook nu verdween die niet. Hij werd altijd wat achterdochtig als één bepaalde gezichtsuitdrukking steeds hetzelfde bleef. Zeker als het een lach was, waarbij de tanden niet werden getoond. Hij keek altijd grondig naar tanden en dan met name naar de hoektanden. Hij had het idee ontwikkeld dat mensen met scherpe, wat langere hoektanden agressiever waren; al dan niet openlijk. Hij wist niet of dat wetenschappelijk was aangetoond, maar hij checkte het altijd bij zijn deelnemers.
Hij zag zulke hoektanden als evolutionaire herinneringen aan een roofdierverleden. Zoals je bij mensapen vredelievende bonobo’s en gewelddadige chimpansees had, had je die bij de mens ook. Hij kon zijn hoektand-veronderstelling dus niet bewijzen, maar hij geloofde heilig in zijn zelfbedachte theorie, dat vampier-achtige hoektanden op een gewelddadige inborst wezen.
Hij liep de zaal binnen en beende doelmatig maar zonder een reactie te geven naar de tafel, waarop de beamer stond. Niet alleen de beamer trouwens maar ook allerlei bruikbare prullaria, zoals in plastic zakjes verpakte stiften, een geplastificeerd A4-tje met daarop de zogenaamde regels van het huis en een envelop waarin een deelnemerslijst zat, die getekend moest worden door de deelnemers in verband met de veiligheid of zoiets. Ze hadden er ook het telefoonnummer van de receptie op gezet, zodat je altijd iemand kon bellen. Uit ervaring wist hij dat er vrijwel nooit werd opgenomen. Ze deden echter hun best om er het beste van te maken.
Hij richtte zich op de aansluiting van zijn Mac Book Pro op de beamer. Die verliep niet altijd vlekkeloos. De beamers waren niet altijd gemakkelijk te verbinden met Apple laptops en dan moesten er verbindingsstukken komen; een slim idee van Apple omdat ze er flink aan verdienden. Ook nu miste het goede stuk en moest er gebeld worden met de receptie. Omdat ze even moesten wachten op ondersteuning, kon hij zich op de paradijsvogel richten.
‘Dus je komt een dagje kijken?’
‘Ja. Lijkt me heel leuk. Ik hoorde heel positieve dingen over je’.
Nog steeds die glimlach.
‘Oh ja? Ik ben anders helemaal niet zo leuk. Zo vraag ik me af waarom je hier bent en waarom mij dat niet van tevoren verteld is.’
‘Oh jee, hebben ze je niet ingelicht?’
Ze trok een meelevend gezicht. Hierdoor werd hij nog achterdochtiger. Het lag er gewoon te dik op. Ooit had de psycholoog Nico Frijda in een cursus de term ‘imitatieve mimiek’ uitgelegd. Mensen imiteerden via hun gezichtsuitdrukking een emotie of gevoel, waarmee ze een bepaald effect wilden bereiken. Gespeelde verontwaardiging was een voorbeeld. Heel boos doen, terwijl je eigenlijk helemaal niet zo boos was. Een frons kon ook goed geveinsd worden. Dan leek je heel bezorgd of geconcentreerd; soms zelfs boos. En die glimlach en empathie waren, dat wist hij bijna zeker, ook gericht op effect. Daar kon nog een hele valse wereld achter schuil gaan. Je wist het gewoon niet; dingen waren niet altijd zoals ze eruitzagen.
Die paradijsvogel die hij ooit in een selectieprocedure bij Finkenstein, de grote bierbrouwer, ontmoette, leek op haar. Dat was een dominante tante, die de voeten uit haar schoenen slijmde bij de opdrachtgever. De bescheidenheid die ze probeerde uit te stralen, stond in een bijna pijnlijk contrast met haar geldingsdrang. En de opdrachtgever trapte erin.
‘Nee, ze hebben me niet ingelicht. Dat doen ze nooit’, mompelde hij.
Tien trainers hadden ze uitgenodigd bij Finkenstein. Drie zouden er over blijven. Ze vonden het destijds, bij de brouwer, wel een goed idee om ze in een meeting bij elkaar te zetten, en ze een trainingsonderdeel voor elkaar te laten doen. Daarna zouden ze elkaar feedback geven. De paradijsvogel speelde het spel heel vilein. Ze veinsde integriteit maar gaf aan het einde van haar feedback iedere trainer een tip. Dat deed ze op de toon van een begripvolle kleuterleidster. Vooral haar inspirerende aanmoedigingen aan het einde waren niet te verteren.
‘Wat akelig dat ze zoiets niet netjes meedelen’ zei ze
‘Ik ben niet anders gewend’.
Het klonk als ‘Hiermee beëindig ik dit gesprek’ en het had ook als effect dat ze stilviel.
‘Ik moet me even op mijn werk richten’ mompelde hij nog.
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO