De meeste organisatietrainers en -coaches hangen de positivo uit. 'Omdenken', ‘de meeste mensen deugen’, het zijn voorbeelden van typische trainersneigingen. Opdrachtgevers en hun medewerkers willen nu eenmaal een trainer die leuk gevonden wordt. Daarom moet hij of zij iemand zijn die geen oordeel uitstraalt. Anders is daar het gat van de deur.
Dit verhaal voor trainers, coaches, medewerkers en hun managers gaat over een dag uit het leven van een trainer en zijn deelnemers in een management training.
Wekelijks wordt een deel gepubliceerd; het is te zien als een 'managementfeuilleton'.
Bert Overbeek, 30 jaar trainer en coach, kent veel collega's en hun typische ergernissen. Hij heeft ze verwerkt in dit humoristische feuilleton. Hoewel Bert in het verhaal bepaalde ervaringen uit zijn werkverleden gebruikt, is het geen autobiografie. Hij is veel optimistischer dan zijn hoofdpersoon en houdt erg van zijn werk.
1. Van alle organisatietrainers in Nederland vond Job Steenstra zichzelf misschien niet de beste, maar wel één van de besten. Al besefte hij dat het koninkrijk der Nederlanden dat niet wist. Nederland had ook niet de kwaliteit om dit te weten. Niet meer. De geest van het land was doortrokken van de zompigheid van de bodem waaruit het ontstaan was, dacht hij toen hij zich met het Openbaar Vervoer liet verplaatsen naar zijn trainingslocatie van vandaag. En er was internet.
Hij had nooit een rijbewijs kunnen halen. Een soort dyslexie maar dan voor autorijden. Autorijden was een combinatie van motorische met visuele en besluitvaardige handelingen. Het was hem te veel. Als je na 102 lessen nog steeds remde als je de snelweg af ging, bewees dat wel iets. Ook werkte het niet mee, als je al rijdende meer waarde hechtte aan borden van de Pizza Hut dan aan verkeersborden.
Ze hadden het hem afgeraden, autorijden, maar hem wel eerst die 102 lessen laten nemen en hem bovendien 2 keer examen laten doen. Hij was de bocht nog niet om of hij had een ingreep. Geen wonder als je met wijn achter je kiezen je rijlessen deed. Het was jaren geleden, hij zou het nu niet meer doen, maar toen vond hij het iets hebben, omdat hij graag de vagebond en Bourgondiër uithing.
Inmiddels was Job Steenstra al jaren geen Bourgondiër meer; alleen de wijn was gebleven. Hij was geïrriteerd. Door de mensheid, de wereld, doordat de tijden anders waren geworden. Omdat muzikanten geen rebellen meer waren, omdat het brave hockeyjongens waren die zich probeerden te gedragen als rauwe zelfkantfiguren. Omdat er te veel rebellen waren, ook. Rock and roll was gepopulariseerd, zoals golf, tennis en tattoos waren gepopulariseerd. Iedereen droeg ze. Van Amy Winehouse tot Ken en Barbie.
Zijn tijd, de tijd dat de grote gemene deler van de mensen nog gewoon truttig en hypocriet was, de tijd dat je je gitaar liet gieren om de familie fatsoen wakker te schudden; die tijd was voorbij. Alles was anders geworden. Zelfs nieuwbouwwijken hadden hun spruitjesgeur verloren.
Eigenlijk was hij vooral boos, omdat het bewees dat hij oud werd. En ook omdat de wereld zich helemaal niet had ontwikkeld zoals hij had gewild toen hij jonger was. Het was goed dat hij trainer was en mensen in organisaties moest begeleiden. Dat gaf hem nog een béétje een nuttig gevoel. Om het voor zichzelf leuk te houden, kon hij in dat vak maar het beste geduld hebben met mensen. Niet dat hij dat van nature had, maar hij kende intussen de trainer-trucs die hem hierbij hielpen. Ongeduld was als een boemerang; ze kwam altijd bij je terug en soms met veel vaart.
Hij drukte op het knopje dat de bus liet stoppen op de halte voor de Learning Lane. Schitterend idee was dat destijds geweest, die Learning Lane. Jaren negentig plannetje. Alle mensen permanent in de lerende modus. Hij had erin geloofd. Dus tòch, had hij gedacht, het kan dus gewoon toch. Dat mensen veranderen. Dat de wereld tot zijn bestemming komt. Dat de mensheid wereldvrede realiseert.
Het waren de jaren na de val van de muur. Zelfs met Rusland en China leek er vrede te ontstaan toen. Het waren geweldige tijden voor de economie en dus ook voor de spiritualiteit, want die profiteerde altijd van economische voorspoed. Er was zelfs een spirituele supermarkt aan de Frederik Hendrikkade in Amsterdam. Oibibio. Daar ging hij in de nineties wel eens naar trainingen en naar de sauna op de bovenste verdieping van het gebouw. Je overzag de stad en dacht dat alles altijd zo zou blijven. De trainingen in Oibibio hadden ervoor gezorgd dat de trainingsmarkt het geweldig ging doen.
Intussen was alles anders. De Learning Lane liep dood, ergens achteraan het pad dat het landgoed als een zwaard doorkruiste. Wie een poosje doorliep kwam in een dicht beukenbos vol paddenstoelen terecht, waar het licht nauwelijks doorheen brak. Hij zag het als een metafoor voor artificial intelligence. Ze zou ons in een donkere hoek van het bestaan drijven. Hij was niet optimistisch over die dingen.
Ook zag hij de vergelijking met de ontwikkelingen in het trainingsvak de laatste decennia. De organisaties en hun medewerkers hielden echter volop de illusie in leven dat er nog van alles te ontwikkelen viel. De wereld was immers vol belofte. Als je die niet voelde, dan lag dat aan jou en moest je de boel maar gaan omdenken, want de toekomst was zonder zorgen en de meeste mensen deugden, nietwaar?
Maar hij was niet gek. Er waren geen andere ‘beloftes’ dan smeltende ijskappen, een oververhitte planeet, autocratische wereldleiders en de toenemende hegemonie van Artificial Intelligence. Dan kon je omdenken en deugen wat je wilde, meer invloed kreeg je er niet door.
Was hij op zijn 60e cynisch geworden? Misschien wel. Maar cynisme was niet alleen bitterheid of opgedroogd verdriet, zoals de zielenknijpers in zijn vak beweerden. Het was ook humor.
Een deel van zijn beroepsgroep liep mensen wijs te maken dat menselijk leiderschap er nog toe deed, want je moest toch wat. Managers een beetje het idee geven dat er wat aan te sturen was; daar ging het om. Terwijl iedereen wel wist of tenminste vermoedde dat het vak van manager zijn beste tijd gehad had. Als er iets door Artificial Intelligence kon worden overgenomen, was het het leiding geven. Maar Job was de laatste die dat hardop zou opperen. Hoewel hij wist dat het zo was.
De laatste jaren van zijn loopbaan zou hij zichzelf echter niet in de vingers snijden. Of misschien toch? Want vandaag zou een dag van wraak zijn, had hij bedacht. Ook als dat zijn veiligheid zou bedreigen. Een dag van wraak. Niet al te griezelig, maar toch…wraak. Al moest daarbij de humor misschien niet vergeten worden. Daarover dacht hij nog na. Of het serieus moest of juist niet.
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro