Kostenverlaging of innovatie? Zeg het maar!

De toegenomen concurrentie binnen nationale en internationale afzetmarkten, de veranderende (Europese) wetgeving en de ontwikkelingen op technologisch gebied, hebben de concurrentieverhoudingen tussen ondernemingen drastisch veranderd.

Niet alleen het aantal veranderingen, maar ook de intensiteit waarmee marktontwikkelingen plaatsvinden, confronteren ondernemingen in toenemende mate met een spanning tussen efficiency en kostenverlaging (exploitatie) enerzijds, en flexibiliteit en innovativiteit (exploratie) anderzijds. Hoewel ondernemingen behoefte hebben aan stabiliteit om huidige activiteiten effectief te kunnen aansturen, moeten ze nieuwe producten en diensten ontwikkelen voor nieuwe markten.

Echter, doordat beide activiteiten moeilijk zijn te verenigen, wordt het managen van exploita...

H.C. de Geus
Exploitatie en exploratie kunnen samengaan.
Deze twee fenomenen hoeven niet apart van elkaar te staan.
Dit heeft alles te maken met de manier waarop het topmanagement omgaat met richting kiezen. Ervan uitgaande dat een organisatie een doel voor ogen heeft is het aan de topleiding dit voortdurend te checken. Hierbij genomen de afdelingen die zich hebben geconformeerd aan deze doelstelling kunnen kiezen uit exploitatie of exploratie, zolang dit maar op dat bedrijfsdoel is gericht. Beide keuzes dienen de doelmatigheid en doeltreffendheid van de betreffende afdeling maar dit blijft ondergeschikt aan de doeltreffendheid van de onderneming. Dit laatste is de rol van het topmanagement om hierop toezicht te houden. Zo kan het dus zijn dat een keuze van een afdeling uiteindelijk niet het bedijfsdoel dient maar wel het afdelingsdoel.

Is een afdeling niet het knelpunt van het voortbrengingssproces zal aldaar productieverhoging door exploitatie of exploratie niet de kosten besparen maar juist kostenverhogend uipakken, dus uiteindelijk niet doelmatig is in het licht van het bedrijfsdoel.

Dit meet/beoordeelt het topmanagement en cultiveert dit in de totale organisatie.
Dat dit niet voor alle organisaties geldt behoeft verder geen betoog.
Maar dit geldt toch zeker voor organisaties met een fysiek voortbrengingsproces (productiebedrijven). En zo kun je bedenken dat het toch ook betrekking kan hebben op andere processen/bedrijven.