Na bijna 10 jaar geleden ambitieus en veelbelovend van start te zijn gegaan is kennismanagement inmiddels roemloos ten onder gegaan. De hype is nooit echt een trend geworden, ook al wordt er nog steeds lippendienst aan bewezen. Aandacht voor kennismanagement kwam in golven, maar ebde ook snel weer weg. Noch de ‘stock’ benadering van kennismanagement heeft ondernemingen intelligenter gemaakt, noch de ‘flow’ benadering. Ook de ‘structuur’ benadering van kennismanagement heeft het moeten afleggen tegen de afslanking van ondernemingen aan de top en tegen anderzins ingrijpende bezuinigingen. Slechts de ‘omgekeerde’ benadering van kennismanagement lijkt nog mogelijkheden te bieden. Maar of die het tij kan keren, blijft vooralsnog de vraag.
Met de zo gewenste opkomst en bloei van de kenniseconomi...
In de jaren van economische voorspoed kon het allemaal niet op, opdrachtgevers vonden het normaal om toptarieven te betalen voor net afgestudeerde groentjes die onder supervisie van een ervaren adviseur bij de klant standaard patroontjes implementeerden. Dit heeft ertoe geleidt dat de adviseur een zeer slechte naam heeft gekregen in de markt en dat de rapporten die worden geschreven een mooie plaats krijgen in het verticale archief. Terug naar kennismanagement. Wat is de meest eenvoudige methode (ook wel de McKinsey methode genoemd) wanneer economische tegenspoed een land teistert: cost-cutting, in de overhead snijden, slechte businessunits verwijderen en zoveel mogelijk werkend personeel verwijderen, er dient uiteindelijk overleefd te worden. De kennis waarover in kennismanagement wordt gesproken betreft geen management kennis maar “working-level” kennis. Kennis over de behoefte van de externe markt en kennis van / over de interne organisatie, processen en producten. Waarom zij in systemen dienen te worden vastgelegd is eenvoudig à wanneer vastgelegd in systemen kan daar weer de juiste management informatie uit worden gefilterd (“stock” benadering).
In de “flow” benadering herkennen we de hypothese van Penrose. Zij stelde dat het enige maanden duurt voordat een nieuwe collega is ingewerkt. Waar is bij wie, wat, waar en wanneer aan gegevens te halen en hoe ga ik ermee om. Wanneer iemand langer in een bedrijf aanwezig is deze kennis bij hem / haar aanwezig en kan worden aangenomen dat deze persoon ook een idee heeft waar in de onderneming de processen niet goed lopen en wat de impact is op de productiviteit.
Wanneer de “blue-collars” uit de onderneming worden weggesneden kan men bij aantrekking van de economie overnieuw beginnen met het opbouwen van de noodzakelijke kennis. Ik ben het dus niet met professor Tissen eens dat kennis een alleen een output variabele is. Als een echte wetenschapper beziet Professor Tissen de materie vanuit een ontdekker kant: leren van eigen ervaringen en die van anderen, zeg maar voortschrijdend inzicht en door reflectie en observatie te komen tot vorming van abstracte begrippen en theorieen.
De beslisser heeft echter bepaalde praktijk kennis in huis en weet deze specialistische kennis te gebuiken in zijn vakgebied. Gedurende de uitoefening van zijn werkzaamheden als specialist zal hij door actief experimenteren komen tot concrete ervaringen. Deze ervaringen gebruikt hij weer om bij een volgende opdracht de klant van “fit-for-purpose” kennis te voorzien.
Er zijn twee soorten adviseurs en managers. De beslissers en de denkers, twee kanten van het spectrum, helaas lopen er van de tweede soort er teveel rond.
Jammer is evenwel dat de auteur naast de stromingen die hij wel noemt, deze denkbenadering als stroming heeft gemist. De stroming wordt gevormd door een groep wetenschappers, adviseurs en managementtrainers, rondom de universiteiten van Durham, Sheffield, en aanvankelijk Leiden, later TU Twente. Het concept van het Corporate Curriculum van Joseph Kessels werd gecombineerd met het model van Whole Brain Thinking van Ned Herrmann. Van meet af aan, om precies te zijn vanaf 1997, was de sleutelterm Kennisproductiviteit. Inmiddels zijn we diverse publicaties en 5 conferenties (invited seminars) verder en staat de 6e voor de deur (juni a.s.), georganiseerd door de Stichting Vanwoodman Society for Knowledge Productivity. Namen als Kessels (TUT), Williamson (Durham), Harrison (Durham), Garvey (Sheffield), Bruining (KPC Groep), Schrijvers (ja die), Peters (Bureau Overmars), Van Engers (VU), en ondergetekende vormen de kern.
In 1997 deed ik samen met Jurgens Marktonderzoek en Rijnconsult onderzoek naar bepalende factoren voor kennisproductiviteit, verschenen bij Van Gorcum, onder de titel "Organiseren van Denkwerk". Dit onderzoek is in 2003 herhaald, nu met KPC Groep i.p.v. Rijnconsult, verschenen bij Lemma onder de titel "Kennis maken met Denkwerk".
Als na de dood van Kennismanagement de aandacht definitief verlegd wordt naar denkracht en denkwerk van mensen, dan zou dat mooi zijn. Dat vergt weinig management, vraagt om ontbureaucratisering, komt tot zijn recht in een stimulerende werkomgeving, met op goede arbeidsrelaties gericht leiderschap, om het maar eens Rijnlands uit te drukken.
Kortom: Koning Kennismanagement is dood, leve Koning Denkkracht!
Zijn er eigenlijk wel kenniskwaliteitssystemen of kenniswaarderingsmethoden?
Zie ook http://www.managementsite.net/content/html/276.asp?cid=650
Zo zijn er drie perspectieven/ drie verschillende, helaas nooit uitgegeven praktijkboeken:
"Kennismanagement van en door Wetenschappers'"
"Kennismanagement van en door Adviseurs"
"Kennismanagement van en door Managers"
"Kennismanagement van en door Kennismanagers"
"Kennismanagement van en door Informatiemanagers"
"Kennismanagement van en door Peoplemanagers"
"Kennismangement van en door Fascility Managers"
Ik (ver)plaats mijzelf graag in meerdere catagorieen. Dat scheelt. want KM kan dan zomaar uit de dood opstaan, sterker nog bruisen van actualiteit en van toegevoegde waarde. Daar is de slag naar de praktijk gemaakt, door diegene die blijven kijken, denken en doen door een kennisbril.
De tijden zijn wel verandert, dat is waar. Waar de KM inspanningen niet zijn te koppelen aan nut en rendement voor de organisatie is KM al snel dood....en terecht. Of dat nu komt omdat de manager niet meer weet waar die heen wil, de organisatie te instabiel is of omdat de wetenschapper niet de praktijkervaring heeft, tsja....
Feit is wel dat de perceptie van KM in de praktijk wordt verkregen. Naast meningen zijn daar geluklkig feiten over beschikbaar. Er valt wat te meten aan de vorderingen van de BV NL. Meer dan 8000 mensen vulden onze KM-Scans in sinds 2000, en uit meer dan 160 organisaties. Uit al die cijfers blijkt dat organisaties gemiddeld gezien steeds beter zijn geworden in KM. De rapportcijfers voor realisatie van KM worden steeds hoger, het ambitie niveau dat men voor zichzelf neerzet neemt echter ook toe over de jaren. Met andere woorden: organisaties zijn nooit tevreden met waar ze staan. There is room for improvement.
Scoren met KM, kan dus nog elke dag.
Joop Veenis
Proven Partners
www.provenpartners.nl
www.kenniscirkel.nl