Enige weken geleden was ik studiogast in Ask me anything bij BNR en daar ging het over een man-vrouw-rapport dat was verschenen. Nederland was gezakt op de man-vrouw-gelijkheidsladder. Minder vrouwen in de top en vrouwen verdienen nog steeds substantieel minder dan mannen. De vraag in de BNR uitzending was waar dat door kwam. (https://www.bnr.nl/radio/askmeanything/10313006/26-oktober-mannen-en-vrouwen)
Hierover bestaan verschillende meningen. Ik mocht er over in discussie met Jan Heemskerk van Playboy, en met de van radio en tv bekende journaliste Asha ten Broeke. Ik kende Jan uit de media, en Asha nog niet, en ik hoorde ook pas 3 minuten voor de uitzending wie zij was. Intussen heb ik haar gegoogled en ze verdient zeker waardering voor het werk dat ze doet.
Ik benadruk dit maar even, omdat ik het op bepaalde punten oneens ben met haar, en daarover graag discussie voer. Ik heb echter geen enkele behoefte om elkaar in die discussie voor rotte vis uit te maken, zoals men tegenwoordig graag doet in politieke en journalistieke debatten. Discussie is nodig om verder te komen, zeker in de wetenschap.
Er is iets interessants aan de hand. In de uitzending vocht zij mijn idee aan, dat testosteron een rol speelde bij de sekseongelijkheid op de werkvloer. In mijn boek Mannen en/of vrouwen beschrijf ik op een snelle en soms enigszins karikaturale wijze de invloed van hormonen op ons gedrag.
Natuurlijk zijn onze inzichten in de werking van hormonen en het brein op ons gedrag zeer beperkt, alleen al omdat onze meetapparatuur beperkingen kent. Als iemand schrijft dat mannen minder witte of grijze stof in hun orbitofrontale cortex hebben en daarom minder sociaal zijn, dan steunt dat meestal op ervaringen en onderzoek, en soms ook op wishful thinking: iemand wil dat het zo is.
Onze inzichten zijn dus beperkt en dat betekent dat we de discussie nodig hebben als voertuig naar syntheses. Door mijn discussie met Asha wil ik die synthese graag bevorderen. Ik volg daarin onder andere de wetenschappers de Kruijff, Elkhonon Goldberg en Dick Swaab. Asha ten Broeke zit meer op de lijn van Rebecca Jordan-Young en Christoph Eisenegger, die het verband tussen gedrag en hormonen anders zien dan Swaab.
Omdat Asha in de uitzending nogal hard riep dat ik de verbanden tussen gedrag en hormonen te simpel voorstelde, heb ik eens naar een artikel gekeken op haar blog (http://ashatenbroeke.nl/2015/04/01/is-testosteron-een-machohormoon/) En ja, daar vond ik dan de reden voor haar opmerking dat het zogenaamde ‘machohormoon’ testosteron minder macho is dan het lijkt. ‘Uit onderzoek’ zou blijken dat dit anders ligt.
In de uitzending werd ik hierdoor enigszins overvallen. Ik ben wel altijd wat argwanend als we gaan schermen met onderzoeken, maar ik stap zelf ook regelmatig in die valkuil. Daarbij: buiten onszelf hebben we verder niet zoveel vergelijkingsmateriaal, dus we moeten het wel met die onderzoeken doen.
De onderzoeken die Asha ten Broeke aanhaalde, dat waren er twee. In het ene onderzoek werden 120 vrouwen uitgenodigd waarvan de helft met testosteron werd ingespoten en de andere helft met onwerkzame stoffen. Niemand wist dus of hij de stof ingespoten had gekregen.
Toen werd er een spel gespeeld. Een van de twee vrouwen kreeg een geldbedrag dat ze moest verdelen tussen haar en de tegenspeelster. Die mocht kiezen of ze de verdeling zou accepteren. Deed ze dat niet, dan ging ze met niets naar huis en ook de ander kreeg dan niets.
Complex vraagstuk. Degene die het geld moet verdelen staat daarbij voor een moeilijke vraag: welke optie pakt het best uit? Volgens Eisenegger en Asha ten Broeke was de sociale optie ‘de pot eerlijk verdelen’. De agressieve route zou zijn: je tegenspeler een laag bot doen. De conclusie kon dan simpel zijn: wie de pot eerlijk verdeelde, was socialer.
Maar is dat wel zo? In 'Mannen en/of vrouwen' heb ik opgemerkt dat testosteron vooral leidt tot doelgerichtheid. Daarbij kunnen mannen hun gevoel vaak beter ‘afknijpen’ dan vrouwen. Dus uitschakelen. Mogelijk heeft dat iets te maken met de orbitofrontale cortex of het corpus collosum, maar testosteron doet hier volgens mij ook het nodige. Als mannen ouder worden, verliezen ze testosteron en worden ze ook emotioneler. Daarvan zagen we weer een mooi voorbeeld vandaag in het Financieel Dagblad; een jongere CEO heeft minder ethisch besef dan zijn 50+ collega, schreef de krant.
Hoe dan ook: doelgerichtheid kan tot slimme oplossingen leiden. Wat pakt het beste uit voor degene die het geld moet verdelen? Je tegenstander een laag bod doen leidt tot: niets meenemen. De pot eerlijk verdelen vergroot de kans dat je wel iets meekrijgt. Ik vind dat niet per se de sociale optie. Ik vind het meer de slimme optie, die heel goed past bij een doelgericht denkend en voelend mens.
Daarbij vind ik het te zwart-wit om testosteron gelijk te stellen aan ‘het machohormoon’ dat automatisch tot een ‘agressieve route’ leidt. Het onderzoek van Eisenegger bewijst voor mij dus niet dat testosteron mensen socialer maakt. We hoeven de lijn tussen hormonen en gedrag nu ook weer niet nodeloos complex te maken.
‘Adembenemend overdreven’ noemt Jordan-Young Swaab, als zij de invloed van testosteron voor de geboorte benadrukt. Asha ten Broeke citeert haar woorden, en haar voorbeeld: CAH-vrouwen hebben een flinke stoot testosteron toegediend gekregen in de baarmoeder, maar vertonen –ondanks een grote clitoris die tot geslachtsverwarring leidt- geen jongensachtig gedrag. ‘Ze speelden met poppen, hadden beste vriendinnen en werden veelal verliefd op jongens.’
Swaab zegt andere dingen in zijn boek ‘Ons creatieve brein’. CAH-meisjes, zo stelt hij daar, ‘bleken net als jongetjes meer belangstelling te hebben voor dingen dan voor mensen en bij voorkeur jongensspeelgoed te kiezen’. CAH-meisjes hebben volgens hem dus wel degelijk jongensachtig spelgedrag. Swaab weidt in zijn boek (pagina 64 en 65) verder uit over dit thema. Lees het, zou ik zeggen.
Ten Broeke wordt door Swaab genoemd in zijn laatste boek. Hij heeft kennis genomen van haar ‘dappere’ pogingen. Bijvoorbeeld om te bewijzen dat jongetjes-meisjesstereotypen invloed hebben op de latere beroepskeuze van kinderen. Daarbij gaat ze ervan uit dat die stereotypen zijn aangeleerd. Swaab zegt daarvoor geen bewijs te zien, maar wel bewijs voor het feit dat keuzes voor soorten speelgoed biologisch zijn.
Zelfs bij apen is vastgesteld dat jongensaapjes voor de autootjes kozen en meisjesaapjes voor poppen (2002, Alexander en Hines). Het is een onderzoek van 14 jaar oud, maar een van onze valkuilen, volgens prof. dr. Verhoef, is het zogenaamde ‘recency effect’. Hierbij gaan we er (onbewust) vanuit dat nieuwe gegevens beter zijn dan oude. Dat hoeft echter niet zo te zijn.
Waarom heb ik de neiging om Swaab serieuzer te nemen dan de richting Eisenegger? Omdat ik denk dat er mensen zijn die geen baat hebben bij de conclusie dat dingen vastliggen in onze biologie. En daardoor alles doen om dat af te wenden. Als iets vastligt, bijvoorbeeld door breinstructuur of hormonen, zou je dat niet kunnen veranderen. Dat zou met name voor veel therapeuten, coaches en trainers een groot probleem zijn. Veel psychologen zouden het dan zwaar hebben. Minder beleg op hun boterham. Misschien zelfs een ander vak zoeken.
Geen wonder dus dat er vanuit die hoek voortdurend reacties komen, als neurowetenschappers met uitspraken komen. En dat gaat er soms onrechtvaardig hard aan toe. De psychologe Cordelia Fine noemt Swaab een ‘neuroseksist’. Zij wordt met name in feministische kringen op handen gedragen. Wat logisch is, want het feminisme is van oudsher een verdediger van het idee dat dingen aangeleerd zijn en niet aangeboren.
Wanneer dingen aangeboren zijn, zou je ze niet kunnen veranderen, en dat zou betekenen dat rolpatronen niet te veranderen zijn. Nu is het natuurlijk niet zo, dat er in de loop van de afgelopen eeuw niets veranderd zou zijn, zoals Swaab beweert, maar we lopen kennelijk tegen een grens aan, omdat er ook biologische verschillen zijn. Met die grens hebben de nurture-fans (jaja, ze zijn er nog steeds!) kennelijk grote moeite.
Ik vind Swaab met zijn politiek incorrecte uitspraken simpelweg betrouwbaarder en vaak ook objectiever dan de Cordelia Fines die er politiek of ideologisch belang bij hebben een bepaald standpunt te verdedigen. Ik denk stiekem dat Asha ook in die hoek zit. Dat neemt echter niet weg, dat ik me steeds weer open zal stellen voor onderzoek dat hun standpunten ondersteunt. Het probleem met psychologisch onderzoek is echter altijd dat er te snel bepaalde conclusies worden getrokken.
Dat is de reden dat ik in de BNR uitzending zei, dat ik niet zo onder de indruk was van de mededeling dat Nederland gezakt was op de man-vrouw-gelijkheidsranglijst. Over een paar jaar is het weer andersom. Maar ik vind absoluut dat je als samenleving naar 50-50 moet streven in de top en in managementlagen. En verder valt er nog veel te zeggen over de sociale structuur waarin we ons bewegen met ons biologische materiaal. En valt er nog veel om te buigen in de richting van een gelijkwaardiger beloningssysteem. Uiteraard vraagt dat niet alleen iets van mannen.
Het enige dat ik nog wil toevoegen is dat ik me afvraag of in de discussie tussen neurologen en psychologen niet ook een hormonen- of een man-vrouw-component zit. Of ben ik verkeerd geconditioneerd?
Bert Overbeek is een ervaren managementtrainer en coach, die met zijn boeken en artikelen graag bijdraagt aan de ontwikkeling in zijn vakgebied. Hij werkt met veel passie en zijn interactieve lezingen over diversiteit, werken in 2025 en ‘big data of gevoel’ doen het uitstekend. Vrijblijvende informatie: pitcher.support@hetnet.nl (Website met filmpje: www.pitchersupport.jimdo.com)
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO