Relatiebreuken tussen politieagenten leiden tot meer ziekteverzuim, onthulde de Amsterdamse korpschef Pieter-Jaap Aalbersberg in februari op de website van het Algemeen Dagblad. De korpschef schatte dat van de 5.500 Amsterdamse agenten en leidinggevenden tientallen procenten een relatie hebben met een collega.
Als dit zo is bij agenten, zal het ook elders wel plaatsvinden, bedacht ik me. En ik vond het dan ook tijd voor een column over liefdesverdriet. Hier is ie:
Vanochtend dacht ik na over liefde. Ik vroeg me af wat het nu eigenlijk is. De meeste mensen associëren het met de absolute exclusiviteit van één persoon. Die ene persoon moet vervolgens vereerd worden als een Romeinse keizer of als een Egyptische halfgodin, alsof die niet gewoon ook naar de wc moeten. En die verering is niet onvoorwaardelijk. Het is de bedoeling dat die ander er ook verering voor teruggeeft. Je geeft wat en je eist er iets voor terug.
We spreken dan ook van liefhebben. Wat je liefhebt wil je hebben. En zoals alles in het leven is niet voor niets. Je Romeinse keizertje of Egyptische halfgodinnetje heeft zich zodanig te gedragen, dat je zijn uitingen van liefde ook als liefde herkent. En omdat de liefde het leuk vindt om ironisch te zijn van tijd tot tijd, mislukt dat regelmatig. Zo heb ik vaak gehoord, dat iemand zijn liefde praktisch uitte, en dat dat maar nauwelijks uitgelegd werd als liefde.
Misschien in het begin nog wel, als je elkaar net kent, maar na verloop van tijd ervaren geliefden kleine praktische handelingen niet meer als liefdesuitingen maar als vanzelfsprekendheden, als het doen van iemands was, het uitdrukken van meeëters, het stofzuigen terwijl dat nog niet hoeft, of het koken van een nieuw gerecht om de ander te verrassen. Ook gaan geliefden elkaar zelf als vanzelfsprekendheden ervaren, als decoratieve elementen, als stoffering van het bestaan, als zachte muziek op de achtergrond die je door het frequente afspelen nauwelijks nog opmerkt.
Ook dat is liefdesironie. Je wilt iemand van cel tot ledemaat leren kennen, en tegen de tijd dat dat proces heeft plaatsgevonden, is de verf eraf en moet er een nieuwe laag op. Maar mensen hebben elkaar dan vaak ingedommeld, en zijn lui en liefdesvadsig geworden. Ze zijn partners geworden. De Romeinse keizertjes en Egyptische godinnetjes zijn mensen geworden van vlees en bloed, die god betere het, ook nog eigenaardigheden blijken te hebben die minder leuk zijn. En dat was niet beloofd bij het begin, toen alles nog schitterde en straalde als een hemelse ster.
Het hoort bij het onderhouden van relaties om dan het pad van de acceptatie in te slaan. Acceptatie van eigenschappen van de ander, die ineens irritant blijken. Je ziet in supermarkten dan ook regelmatig dat die acceptatie het begeeft, en geliefden elkaar gebiedend en zuchtend richtingen uitsturen, waarin die niet van plan waren te gaan lopen. Dat kan best nog even duren, voordat de crisis gaat toeslaan.
Hier moet ik even een pas op de plaats maken. Er zijn mensen die dit nooit meemaken. Daar is de liefdesglans verloren gegaan, maar er is iets voor in de plaats gekomen. Verliefdheid is liefde geworden. Men gedoogt elkaar en blijft daar warempel nog vrolijk onder ook. Natuurlijk is er wel eens wat, elk huisje heeft zijn kruisje, maar de partners verdragen elkaar, en vinden elkaar, soms tot hun eigen schrik en verbazing, nog steeds leuk ook. Dat zijn de goede relaties. Die je vaak op één hand met twee geamputeerde vingers kunt tellen.
En dan zijn er natuurlijk de scheidingen. Diep pijnlijke processen, waarbij mensen soms door een inferno gaan, waar ze volgens psychologen overigens altijd sterker uitkomen. Helaas is dat niet altijd waar. Sommige mensen blijven hun hele leven in deplorabele staat terugdenken aan, wat genoemd wordt, ‘de liefde van hun leven’. Hier is de liefde in een persoon veranderd: de ex-geliefde is zelf de liefde geworden. Daarbuiten bestaat het niet meer en ervaart de verlatene alles in het leven als een beschimmelde stoofpot, bereid met de verkeerde ingrediënten.
Nog moeilijker is het als iemand je van de ene op de andere dag loslaat in de lokstoffenfase. Dit is de fase van verliefdheid, waarin je stampvol zit met lekkere stofjes. Je hersenen bevinden zich in een psychotische staat, je bent euforisch en je kunt nachten achter elkaar wakker blijven, en de liefde bedrijven, want daar zijn die lokstoffen voor. Je hebt het idee dat je leven de vervulling krijgt waar het voor gemaakt is. Je droomt ervan om met die persoon door het leven te gaan, en verheugt je over de veiligheid die dat geeft, en die in dit stadium nog niet wurgend is.
En dan ineens besluit de ander de benen te nemen. Die vond het toch niet zo leuk en inspirerend als hij of zij dacht. En je begrijpt er niets van. Gisteren lag dit object van bevestiging nog vol overgave in je armen en vandaag wil hij of zij dat ineens niet meer. En met het vertrek van je dopamineleverancier begint de periode van liefdesverdriet. Het leven lijkt volledig zinloos geworden. Je staat voor de spiegel naar jezelf te kijken, wilt jezelf aantrekkelijk opdoffen, maar je vraagt je af voor wie. Het doet er allemaal niets meer toe. En om je op te beuren, staat op het internet dat het niet zomaar voorbij is, en dat je dit verdriet moet accepteren. Dat gaat wel tijd kosten, en je moet vooral niet te snel willen.
Maar dat wil je wel. En omdat dat niet gaat, word je afwisselend boos op en verdrietig vanwege je gevluchte ex, die als de donder weer een andere geliefde blijkt te hebben geregeld. En daar zit je dan, starend in de nacht, ook als de zon schijnt, en je weet niet waar jezelf moet bergen. Mensen in je omgeving proberen je op te beuren, maar je wordt er alleen maar depressiever van.
Totdat je ineens -na maanden inderdaad- de schellen van de ogen vallen. Verdraaid, denk je, ik ben in een val getrapt. Het was geen liefde, het was een uitbarsting van lokstoffen, een hormonenfestival. Je herinnert je een oude tekst, waarin staat dat liefde alles vergeeft, ‘goedertieren’ is en het kwade niet toerekent, de ander niets verwijt.
Maar dat is niet wat je voelt naar degene die zo grof was je te verlaten. Je vergeeft niets, je verwijt die persoon alles. En toch, wat je in wezen kwijt bent, zijn een paar slaapverwekkende jaren van je leven. Waarin je veiligheid zou zoeken in de vanzelfsprekende, en op den duur wurgende aanwezigheid van een wandelend ornament. Dat mag wat bitter klinken, maar dat is het juist niet. Liefde is namelijk niet het bezit van de ander, als een baken van zekerheden; liefde is een ander zijn of haar geluk gunnen. Ook als die ander dat niet met jou beleeft. Tuurlijk, dat is heel naar, maar uiteindelijk overkomelijk. En ik spreek uit ervaring. Het is mij onlangs overkomen, en ik groei er met toenemende vrolijkheid overheen. Uiteraard heb ik mijn dipjes, waarin ik denk niet voort te kunnen zonder die ander. Maar steeds vaker besef ik me, dat dat onzin is. Ik heb het namelijk erg leuk met mezelf. En ik heb de ander nog steeds lief. Laat ik het anders zeggen: ik begin te lerende ander nog steeds lief te hebben. Maar ze mag gaan waarheen ze wil. En als ze hier niet meer wil komen, dan heb ik dat te accepteren. Zonder verwijt. Want die echte liefde rekent het kwade niet toe.
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro