In het Financieele Dagblad van 6 februari jongstleden werd bericht over een meerderheid in de Eerste Kamer die zich aftekent tegen het wetsvoorstel van onze demissionaire Minister Hirsch Balin over het bestuur en toezicht van vennootschappen. De angel in het debat is het voornemen om het aantal toezichthoudende functies dat iemand mag bekleden – bij organisaties van ‘een zekere omvang’ – te beperken tot vijf.
Het wetsvoorstel komt tegemoet aan een maatschappelijk gevoel dat bestuurlijk toezicht in Nederland moet vernieuwen om de spiraal van afnemend vertrouwen om te buigen. Of het voorstel nu wel of niet wordt doorgevoerd onder een nieuw kabinet: het zal niet uitmaken voor het tempo en de mate waarin het toezicht in Nederland verbetert en vernieuwt. Die vernieuwing kan alleen van binnenuit...
Mijn conclusie: “Geen lid worden van een RvT of een RvC tenzij je bereid bent je grondig in de situatie te verdiepen door middel van directe contacten met de echelons onder de directie tot en met de professionals in de uitvoering.”
Is dit een uniek en onbekend inzicht? Welnee, iedere toezichthouder of commissaris weet hoe de vork in de steel zit. Maar handelt men ernaar. Niet dus!
Om in de woorden van Willem Mastenbroek te spreken komt "productieve" samenwerking alleen tot stand indien sprake is van onderlinge afhankelijkheid.
Vraag is hier wat de "winst" is van toezichthouders om "goed" toezich te houden?
De meeste toezichthouders komen gewoon weg met de stelling dat het tegenwoordig wel erg complex is ...
Ook een toezichthouder moet persoonlijke verantwoordelijkheid voelen voor zijn optreden.
Indien een dergelijke verantwoordelijkheid wordt ingericht ben ik ervan overtuigd dat niemand in staat is meer dan 2 of 3 commissariaten te voeren.
Maar ja.. indien niemand je verantwoordelijk stelt kun je er wel 10 aan. Toch??..!