Enige tijd geleden was ik op een groot HR symposium waar ik deelnam aan een workshop over diversiteit. Daar maakte ik de opmerking dat de Nederlandse Manager het lef, creativiteit en doorzettingsvermogen zou moeten tonen dat de nederlandse zeevaarders ten tijde van het VOC vertoonden. Het bevaren van de grote zeeen, avontuur en vreemde landen ontdekken.
Dat geldt heden ten dage net zo goed voor het aannemen van andere groepen dan de doorsnee nederlander; man, blank, plus minus 25 a 35 jaar. Erg saai overigens! Er werd instemmend op mijn opmerking geknikt. Enige weken later maakte onze premier Balkenende dezelfde opmerking (ik vermoed nog altijd dat er een hoge ambtenaar van hem bij deze workshop zat en dacht: "He dat is een goeie!") Helaas viel zijn opmerking niet goed bij onze afro surina...
Wat de handel in opium en slaven ons laat zien, is dat de Nederlanders opportunistisch genoeg waren om hier geld aan te willen verdienen. Dat gepaard aan lef en pioniersgeest heeft groei teweeg gebracht. Welk oordeel we daarover achteraf ook kunnen hebben.
Is de oproep om meer VOC mentaliteit te tonen bedoeld als een oproep tot meer opportunisme, lef en avonturiersgeest? In die zin zie ik wel een relatie met diversiteit: als we ons richten op een gezamenlijk doel, ongeacht onze herkomst en oorsprong, zijn al die conflicten niet meer dan futiliteiten en een uiting van vrees voor het onbekende. Maar ook dan weet ik, als ik de boeken erop na sla: raciaal onderscheid werd ook in die periode gemaakt. Alleen: handel was de voornaamste drijfveer aan de basis van het ontstaan van conflicten en harmonie.
Tsja, het blijft dus een kwestie van open staan voor de ander en het onbekende. En voor de vrees die daarmee gepaard kan gaan. Voor leermomenten uit verleden en heden. En voor de dualiteit in alles wat wij ondernemen. Daarom denk ik dat het gebruik van geïdealiseerde heldenbeelden zoals een mythisch VOC verleden ons daarin niet zal gaan helpen, zolang we de karikatuur die het is niet begrijpen.