Voor het juiste economische inzicht in de 21ste eeuw is het verhelderend om zich een economie voor te stellen die uit twee sectoren bestaat: Sector A omvat het onbetaalde werk dat mensen voor zichzelf, hun gezin of hun eigen gemeenschap verrichten, terwijl sector B het geheel van goederen en diensten omvat dat bestemd is voor verkoop of ruil via één of andere markt. De productie van goederen en diensten ten behoeve van de markt is zo dominant geworden, dat de economen van het Industriële Tijdperk het hele bestaan van sector A vrijwel vergeten zijn. Het woord “economie”werd op een manier gedefinieerd die alle vormen van productieve arbeid die niet voor de markt zijn bestemd, uitsluit.
De prosument ( uit sector A) is daarmee onzichtbaar geworden en geen onderdeel van de economische definities en statistieken. Dat betekent bijvoorbeeld, dat al het onbetaalde werk thuis, het zelf schoonhouden van het huis, kinderen opvoeden en het vrijwilligerswerk in al zijn vormen wordt afgedaan als “niet economisch” terwijl de sector B, de zichtbare economie, niet zou kunnen bestaan zonder de goederen en diensten die in sector A, de onzichtbare economie, worden geproduceerd.
De politici en deskundigen staren zich (in het kader van de huidige crisis bezweringen) blind op statistieken die uitsluitend zijn gebaseerd op sector B – transacties. Ze maken zich zorgen over teruglopende “groei”en “productiviteit”. Zolang we echter blijven denken, doen en handelen in achterhaalde categorieën uit het Industriële Tijdperk en de sector A blijven beschouwen als verwaarloosbaar en buiten de economie staande, zullen we onze economische problemen nooit onder de knie krijgen. De “Wet van de relatieve inefficiëntie” is in deze relevant: hoe meer we de productie van goederen automatiseren en de stukprijs verlagen, hoe duurder handwerk wordt en hoe hoger de kosten van niet geautomatiseerde werkzaamheden. Zelfs zonder inflatie zorgt deze wet ervoor dat voor steeds meer mensen het meer “winstgevend”wordt om te produceren voor eigen behoefte; waardoor steeds meer activiteiten van sector B naar sector A worden overgeheveld (van marktsector naar prosumptie).
Miljoenen mensen zijn werkeloos, maar is volledige werkgelegenheid nog wel een realistische doelstelling in het huidige Kennis en Innovatietijd? Het hele begrip werkloosheid is een typisch etiket uit het Industriële Tijdperk. Het eigenlijke probleem is niet werkloosheid maar steeds meer dat van het onbetaalde en improductieve werk waar veel armen, vooral op het platteland, toe gedwongen zijn.
De huidig opmerkelijke stijging van de proconsumptie in de welvarende landen stelt de meeste veronderstellingen en doelstellingen uit het Industriële Tijdperk ter discussie. In ieder geval moet de proconsumptie in de 21ste eeuw worden gezien als iets positiefs, in plaats van als betreurenswaardig overblijfsel van het verleden. Misschien is wat de meeste mensen nodig hebben, wel gedeeltelijke werkgelegenheid, gepaard gaande aan een nieuw beleid met visie, erop gericht hun “prosumptie” “productiever temaken.
De armen van onze wereld vragen niet in de eerste plaats een baan, maar om voedsel en een dak boven hun hoofd. Een baan is daar hoogstens een middel toe. Vaak echter kunnen deze mensen hun eigen voedsel verbouwen en hun eigen huis bouwen; of daar op zijn minst een bijdrage toe leveren. M.a.w. alles wat ertoe bijdraagt dat het individu op een effectievere wijze prosumeert, is net zo belangrijk als productie, op de conventionele manier uitgedrukt in BNP. Om de “productiviteit”van de prosument op te voeren, dienen de regeringen de wetenschappelijke en technologische researchinspanning te richten op prosumptie
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro