Als trainer en coach ben ik al meer dan 15 jaar met gedragsverandering bezig. Ik heb in die jaren gewerkt met een aantal methoden. Sinds een jaar of 8 ben ik me in het kader hiervan gaan verdiepen in neurowetenschappen en biopsychologie. Ik las onder meer boeken van Sitskoorn, De Boer, Ramachandran, Sacks, Swaab, Goldberg en De Waal. Dit ‘uitstapje’ naar de werking van de hersenen en het gedrag van mensapen en andere dieren heeft me geweldig geholpen bij inzichten in de menselijke geest, alhoewel er onderweg wel een paar heilige huisjes zijn gesneuveld. Maar dat niet iedereen een Steve Jobs kan worden, is wel duidelijk. (Onderaan dit artikel kunt u zich trouwens opgeven voor een workshop over dit onderwerp.)
Het ter discussie stellen van de eigen opvattingen is zowel een opdracht voor coaches en trainers, als een lastige ervaring. Deze beroepsgroepen houden zich bezig met verandering van mensen. Het is dan heel belangrijk om ook zelf open te staan voor veranderingen. En wat blijkt? Veel ‘veranderaars’ houden vast aan hun methoden, en laten zich op dat punt niet veranderen.
Vreemd is dat niet. In hun vak worden ze geacht organisaties helpen om hun medewerkers beter te laten presteren, en daarbij als mens te ‘groeien’. Een coach die niet precies weet hoe hij dat doet, heeft voor een organisatie geen meerwaarde. Hij moet zijn werk bovendien zichtbaar maken. Anders ligt hij eruit en kan hij een andere baan gaan zoeken.
Coaches en trainers worden geacht te ‘weten’ hoe de menselijke geest werkt, hoe je hem beïnvloedt en hoe je mensen verandert. Wie doorvraagt op het referentiekader van de coach/trainer komt vaak op een of meer methodes uit. Zelf heb ik me in verschillende methodes verdiept, maar ik ken ook collega’s die zich binden aan één methode.
Die zweren bij Myers Briggs, Belbin, bij competentieprofielen, de RET van Albert Ellis, bij DISK, bij psychosynthese, bij NLP of bij een andere methode, die een variant is op deze trainingsbenaderingen. Ze putten uit verschillende bronnen. De één haalt zijn wijsheid over de menselijke geest uit de psychologie, de ander haalt haar uit spirituele inzichten (modellen), een derde wendt zich tot de onderwijskunde.
Het punt is nu dat veel coaches/trainers die inzichten en referentiekaders nodig hebben om hun werk te kunnen doen en om zichzelf te kunnen verkopen aan opdrachtgevers die om meetbaarheid vragen. Neem je ze hun referentiekader af, dan neem je ze hun werk af en daarmee hun bron van inkomsten. Op het moment dat je de coach of trainer confronteert met de beperking van zijn model, reageert die met weerstand.
-Het maakt me niet uit of het wetenschappelijk klopt of niet. Mijn methode werkt, daar heb ik talloze voorbeelden van.
Ik zag en zie in mijn werk ook vaak dat mensen veranderden. Mag ik even onbescheiden zijn? Ik heb als coach en als trainer een mooi CV opgebouwd. Ik heb een lange en diepgaande ervaring en heb talloze coaches en trainers opgeleid. Ik ken de geïnspireerde mannen en vrouwen die anderen in beweging kunnen krijgen, en mocht ze ook begeleiden. Voor de beroepsgroep van coaches, de NOBCO, mocht ik mijn collega’s toespreken op Nijenrode.
Ik bedoel dit niet opschepperig, al lijkt het daar misschien een beetje op. Ik wil slechts aangeven dat ik de coachings- en trainingswereld goed ken en weet wat mijn collega’s beweegt. Ik weet waar Abraham de mosterd haalt. Sommige collega's zeggen dingen intuïtief te doen of ‘op hun gevoel’. In werkelijkheid worden ook deze zaken gevoed door modellen uit de psychologie, de onderwijskunde en de spiritualiteit.
-Mijn methode werkt.
Coaches en trainers zeggen dit soort zaken niet omdat ze er hun brood mee verdienen, ze zeggen het omdat ze het in de werkelijkheid menen te zien. Ze geloven erin. Het punt is echter wel dat het voor hen beroepsmatig onmogelijk is om er niet in te geloven. Dit verklaart voor een deel hun verzet tegen neurowetenschappen en biologische vernieuwingen in het denken over de mens. (Ik generaliseer hier: er zijn ook veel coaches die wel open staan voor dit soort nieuwe inzichten.)
Ik had dat verzet ook. Ik zag echter dat de modellen niet altijd bij iedereen op dezelfde manier werkten. Als coach of trainer laat je het model dan los. Ik heb er heel wat geleerd en gebruikt, maar alle modellen kenden wel een beperking. Ondertussen begon ik –enigszins bezorgd- aan mijn studies omtrent de hersenwetenschappen. En om mijn kennis van de groepsdynamica te begrijpen ging ik verder dan alleen de vakmatige boeken over groepsdynamica. Ik verdiepte mij bijvoorbeeld via Frans de Waal in de mensapen, die veel kunnen leren over teamgedrag. En dan met name: wat is biologisch en wat niet? Een vraag die weer antwoorden geeft op: wat kunnen we wel en niet veranderen?
Eén van de belangrijkste ontdekkingen die ik deed tijdens mijn onderzoek was dat de werking van trainingen en coachingsessies bepaald werd door het placebo effect. Dit heeft in de hersenen dezelfde uitwerking als dingen die echt werken, weten we van Swaab. De uitspraak van de trainer, dat zijn methode (ondanks wetenschappelijke bewijzen voor het tegendeel) werkt, kan van daaruit worden verklaard. En een recent onderzoek uit 2010 bevestigt dat beeld.
Aangetoond is dat cognitieve en psychoanalytische therapieën niet noemenswaardig werken. Mensen gaan zich er niet beter of slechter door voelen, stelden de psychologen Lambert en Barley vast in een onderzoek. (http://www.kennislink.nl/publicaties/weg-met-de-sofa). De therapeutische vorm en techniek zorgt slechts voor 15% voor succes. Ironisch is dat het placebo effect een zelfde deel van het succes voor zijn rekening neemt. Het resultaat wordt voor het merendeel bepaald door veranderingen buiten de therapie om, zoals een goed luisterende buurvrouw (40%). De relatie met en de vakbekwaamheid van de therapeut zorgt voor 30%.
Het is dus maar wat jij je laat wijsmaken. Als ze tegen je zeggen dat je je stress kunt verminderen door de RET, dan wil je dat graag geloven. Maar is dat wel zo? Onze genetische achtergrond en de factoren waaraan we bloot hebben gestaan tijdens ons verblijf in de baarmoeder en de eerste jaren na onze geboorte bepalen voor de rest van ons leven ons stresssysteem.
Erfelijke factoren en omgevingsinvloeden hebben door hun inwerking op onze hersenontwikkeling de structuur en de functie van de hersenen voor de rest van ons leven vastgelegd. Daardoor hebben wij talenten en beperkingen. Zoals ‘de aangeboren kans op verslaving, onze genderidentiteit, aanleg voor ADHD, borderline, autisme, onze seksuele oriëntatie, depressie en schizofrenie. De omgeving waarin we opgroeien bepaalt onze mate en ook de aard van onze inzichten of spiritualiteit.
Kijken naar jezelf en de wereld is gevormd door de omgeving waarin je leeft, en door je mentale representaties. Je zelfbeeld zou waarschijnlijk anders zijn geweest als je in India was geboren, en je bewustzijn zou anders zijn geweest als je in China of Japan was opgegroeid. Je mening of visie, je zelfbeeld, je zelfbewustzijn en je beelden van de mens of van god vormen zich in de context waarin je leeft. Dat een bepaald idee je aanspreekt, heeft daarmee te maken.
Het goede nieuws voor coaches en trainers is dat we dingen kunnen leren. Maar de psychologie zou krachtiger onderzoek moeten gaan doen naar de mogelijkheden van mensen bij het aanleren van dingen. We weten weer wat meer door de hersenwetenschappen. Niet zo lang geleden dachten we nog dat alles te leren was. Veel verandermodellen gaan daar zelfs van uit.
Mensen kunnen niet allemaal even snel iets leren, en niet iedereen kan of wil alles leren. Een techneut met liefde voor cijfers zal meer moeite hebben om marketeer te worden, dan iemand die veel affiniteit heeft met communicatie en PR. Dit lijkt logisch, maar er zijn heel wat pogingen gedaan om van techneuten marketeers te maken. Slechts in weinig gevallen is dit gelukt. Denk bijvoorbeeld aan een man als Steve Jobs.
Dit heeft alles te maken met de structuur van het brein. Dit mag plastisch zijn, waardoor we heel wat kunnen leren, sommige dingen zijn voor de één makkelijker te leren dan voor de ander. Niet iedereen is een Steve Jobs. Daarom is hij ook zo uitzonderlijk. Hij combineerde een paar inzichten en realiseerde zich heel goed welke beperkingen hij had. Daarvoor had hij mensen die goed waren in dingen, waar hij niet goed in was.
Bij veranderingen is dit een belangrijk inzicht. De ene verandering zal makkelijk te accepteren voor persoon A, maar juist heel moeilijk voor persoon B. En omgekeerd. Dit betekent nogal wat voor onze opvattingen over verandermanagement, en geeft misschien een verklaring voor het mislukken van reorganisaties. We zullen onze veranderstrategieën moeten aanpassen, willen we geen tijdelijk placebo-effect realiseren.
Coaches en trainers doen er goed aan kritisch naar hun modellen te kijken, ze te vervangen of te verrijken met nieuwe inzichten die over het brein worden aangereikt vanuit de zogenaamde ‘beta-wetenschappen’. Zoals het voor ingenieurs lastig is om verkoper te worden, zo zal het voor de álfa’- mensen die veel trainers en coaches zijn, lastig zijn om de meer wiskundig getinte wetenschappen tot zich te kunnen nemen. (Ik doe nogal wat aannames in deze laatste zinnen, maar voel me daartoe vrij omdat ik ze vaak bevestigd zie.)
Wat mij altijd heeft gedreven in mijn trainerschap en onderzoek, is het welzijn van de medewerker in de omgeving waarin hij leeft en functioneert. Ik geloof dat mensen mentaal gezonder worden van goede omgevingen en een mensbeeld dat klopt. In organisaties hebben medewerkers genoeg ‘geleden’ onder de psychologische, organisatiekundige, spirituele en onderwijskundige ideeën die via consultants hun bedrijf binnenstroomden.
Er is veel angst gezaaid door verwachtingen op mensen te leggen, die ze misschien wel niet waar kunnen maken. Gelukkig zijn er nu stromingen die het accent leggen op de talenten van mensen. Talentontwikkeling is iets dat heel goed past bij de recente inzichten. Dat werpt vruchten af en daar kunnen coaches en trainers goede diensten bewijzen. En dit geldt ook voor het gezonder maken van een omgeving voor medewerkers.
Maar een starre manager flexibel maken, of een extraverte verkoper met ADHD-trekjes tot een introverte bron van rust maken, dat zit er simpelweg niet in. Het brein kent zijn beperkingen, en niet iedereen heeft even verstandige ouders gehad, of een prettige schooltijd. Dit heeft effect op de mogelijkheden van mensen. Daarvan zullen we ons bewust moeten zijn wanneer we mensen en bedrijven willen veranderen. En bovendien is het goed om het te weten wanneer je een team samenstelt.
Mijn advies is om meer maatwerk te leveren per individu. En de methodes verder te verdiepen. Daar liggen wegen voor trainers en coaches, die hen tot waardevolle aanvullingen maken voor organisaties. Als hun persoonlijkheid daarbij deskundig is en goed aansluit op de mensen die meegaan in een verandering, zal er veel gewonnen kunnen worden. Zeker als ze bereid zijn hun heilige huisjes te zien als subjectieve metaforen voor de menselijke geest.
Veel succes daarmee!
Bert Overbeek geeft op 11 april een workshop over dit onderwerp in Amersfoort voor 175 euro per persoon (exclusief verblijfskosten en BTW). U kunt zich aanmelden via pitcher.support@hetnet.nl Bert Overbeek twittert op Goeroetweets en schreef onlangs het boek ‘Voer voor jonge bazen’.
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO