Hersenen en je irritaties aan een collega

Stel: er is een medewerker die er de kantjes afloopt. Jij ziet dat en het ergert je omdat de rest van je collega’s gebukt gaat onder dit gedrag. Je besluit naar die collega toe te gaan en er een punt van te maken. Hij zegt dat je de pot op kunt. Je voelt je hart sneller gaan kloppen; je wordt boos. En begint te mopperen.

Wat gebeurt er in je hersenen op zo’n moment? Een vraag die niet iedereen zich stelt natuurlijk. Wij doen het wel, want we hebben het gevoel dat breinkennis ons iets oplevert; ook in de managementwereld. Dus leggen we eerst maar eens de basics uit van de dingen die plaatsvinden in onze hersenen.

In het voorbeeld gebeurt het volgende: je neemt waar dat een collega minder hard werkt dan een andere collega. Om dit te kunnen vaststellen moeten je hersenen een beeld hebben van wat ‘hard werken’ is, van hoe collega’s werken en van hoe de collega werkt die er de kantjes van afloopt.

Je moet je voornemen om er met de collega over te praten en jezelf tot actie aanzetten om de boodschap over te brengen.

Als hij zegt dat je de pot op kan, moet je over het vermogen beschikken om een spreekwoord te kunnen uitleggen, anders zou je daadwerkelijk op zoek gaan naar een pot. Je moet begrijpen wat hij bedoelt. Dan reageer je. Je hersenen bereiden een vecht-, vlucht- of bevries-actie voor. En zo gaat dat door. Je hersenen zijn er maar druk mee, en leveren je de output die je nodig hebt om uiteindelijk het gesprek met de collega tot een goed einde te brengen.

Maar hoe gaat dit in zijn werk? Om het niet te moeilijk te maken vergelijken we de hersenen even met een spoorwegkaart. Dat maakt het begrijpelijker. Om de bovenstaande reacties tot stand te kunnen brengen, moeten je hersenen de nodige reacties genereren. Er moeten stofjes en elektrische signalen van het ene punt naar het andere. We leggen hieronder uit hoe.

 

Wie vroeger met de trein van Amsterdam naar Kopenhagen ging, maakte iets leuks mee. Bij het Duitse Puttgarden ging hij met de trein op de boot. De boot voer dan naar Rödby in Denemarken, werd van de trein gehaald en vervolgde zijn reis naar Kopenhagen. Toen ik die reis in de jaren tachtig maakte, kon ik nog niet vermoeden dat je hem prima kon vergelijken met de dingen die in onze hersenen gebeuren.

Laten we in dit verband de stations van Amsterdam en Kopenhagen eens vergelijken met hersencellen, oftewel: neuronen. Amsterdam is neuron 1, Kopenhagen met neuron 2. Als we mensen per spoor deze reis willen laten maken, hebben we een trein nodig, reizigers, een stationsemplacement met wissels, een baanvak, twee havens met docks, een boot, nog een baanvak en tenslotte nog een stationsemplacement met wissels.

In onze hersenen gebeurt iets soortgelijks. We voelen, denken, zien en interpreteren de dingen uit onze omgeving. Dit kan, omdat in onze hersenen elektriciteit wordt overgedragen van het ene neuron naar het andere. Het is heel bijzonder dat dit zo werkt, vooral als je bedenkt dat er 100 miljarden cellen zijn in die kleine hersenpan van ons. Wat een geknetter zal het daar zijn.

Amsterdam is neuron 1, Kopenhagen neuron 2. Om een elektrisch signaal van 1 naar 2 te laten gaan hebben we dus een trein nodig. Dit wordt ‘actiepotentiaal 1’genoemd. Dit actiepotentiaal vertrekt uit neuron 1, via het stationsemplacement, dat we ‘axon’ noemen.

Vanaf het stationsemplacement rijdt de trein over het baanvak naar de haven van Puttgarden. Het baanvak heet in de hersenen ‘dendriet’. En zoals de trein van het stationsemplacement via het baanvak naar de docks (receptoren heten ze in ons brein) in de haven rijden, zo verplaatst zich het actiepotentiaal 1 via axon en dendriet weg van neuron 1 naar de receptoren. Dit zijn speciale moleculen.

Dan veranderen we de situatie even. De boot gaat niet mee op de trein, maar de reizigers stappen uit om op de boot te stappen. Aan de andere kant wacht een andere trein. De reizigers varen nu van haven naar haven in de synaps. Maar wie zijn die reizigers? De neurotransmitters. Dopamine, serotonine, noradrenaline, om er maar drie te noemen. Daar ontdekken we steeds nieuwe van.

Goed, verder. De neurotransmitters beëindigen hun reis in de synaps en komen aan bij de docks, de receptoren. Daar stappen ze in trein nr 2, het ‘postsynaptische actiepotentiaal’. Langs dendriet 2 gaat het via axon 2 naar neuron 2. En zo is het elektrisch signaal enigszins veranderd door de synaps aangekomen op station 2.

Is dit gebeurd dan voel je, denk je of zie je iets, of beweegt je arm of iets anders. Dit is een simpele voorstelling van zaken, maar ze beschrijft aardig wat er in onze hersenen gebeurt. Overigens herhaalt zich dit miljoenen malen in ons lichaam, ook in het bovenstaande voorbeeld, waarin je je collega aanspreekt.

Ons brein lijkt dus op een enorme spoorkaart met allemaal intercitystations en ook stopstations. Dat leg ik de volgende keer uit.  Voorlopig is dit voor deze keer genoeg.


Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen

Probeer het Pro-abonnement een maand gratis

En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.

Word een PRO