De oude Romeinen begrepen al het nodige van het bespelen van de bevolking. Zorg voor brood en spelen en het gepeupel houdt zich gedeisd. Inmiddels zijn we dik anderhalf millennium verder. Volksvertegenwoordigers zitten in 2010 niet meer in de ereloge, maar rennen spreekwoordelijk rond in de arena die we mediacratie noemen. Ook moesten gladiatoren hun gevechten winnen door daden te stellen en politici door daden te beloven. Een belangrijke overeenkomst is dat gladiatoren voor een ernstige zaak stonden en dat als entertainers op moesten lossen. Naar mijn smaak zijn politici teveel op entertainers gaan lijken om stemmen te trekken.
Bij bepaalde uitspraken van JP heb ik mijn tv vaak genoeg iets toegebeten in de trant van ‘Ach man, ga toch fietsen!’. Dat neem ik terug, met de kennis van nu mag je stellen dat het er stompzinnig uitzag. Zeg nou zelf, een premier die buiten adem op een hometrainer zit bij DWDD omdat hij iets heeft gezegd over Zeeuwen die harder trappen bij tegenwind, waar dient het toe? Een zijstap moet op zich kunnen, mits lijsttrekkers inhoudelijk de degens kunnen kruisen. Een standpunt toelichten in 30 seconden dat gaat nog, het keuvelt eigenlijk nog best lekker weg zonder interruptiemicrofoon. Tot zover alles wel.
Dan volgen de 1-op-1 debatten. Dat de tijd te kort is valt moeilijk te verhelpen in het zaptijdperk, al is het een handicap. Grote bedreiging is wel dat de verbale robbertjes kapot gecultiveerd zijn door spindoctors. Mijn eerste associatie bij die term was eerder een dierenarts. Iemand die me zou vertellen gespecialiseerd te zijn in de zwarte weduwe zou ik althans niet direct aanbevelen bij de TONnies. Echter, in een debat kan elke uitglijder je de electorale kop kosten, dus ook voor spindoctors valt iets te zeggen. Als de kiezer daar echt zoveel waarde aan hecht is het niet verwonderlijk dat een gemiddeld debat uit niet veel meer bestaat dan voorgekauwde punchlines en aan de koffietafel bedachte grappen. Eergisteren presenteerde een vrijwilliger me een SP-folder als ‘de moppentrommel van Emile’. Ik bedoel maar.
Een stapje erger is nog het panel aan imagodeskundigen die onder meer de spraak en het non-verbaal gedrag van de kandidaten analyseren voor de tv. De meningen van zogenaamde experts mogen invloedrijk zijn, met inhoud heeft het niets te maken. Cohen reageerde in de duels vaak met 'ik zie uw punt'. De media waren het erover eens dat in een verbale twist andere vaardigheden nodig zijn. Zelf ben ik van mening dat we al genoeg tunneltuurders hebben die liever zouden stikken dan luisteren. Persoonlijk zal het me daarom jeuken wat de dames en heren analytici ervan vinden. Als Frits Wester meer op Jan van Halst gaat lijken dan dat hij aanvankelijk met zijn kale knikker deed haak ik af. Ik kies mijn kandidaat op basis van wat diegene zegt en hoe diegene zijn betoog onderbouwt en ik denk velen met mij. Een (rechtse) zwevende kiezer wil helemaal niet weten hoe het haar van Geert Wilders kleurt, die wil weten of diens programma óók blond is.
Uitsmijter zijn helaas de verkiezingen van de winnaar(s) van het debat. VerWilderde stemmers vinden hun politieke Badr Hari de winnaar, theeliefhebbers gaan voor Job Cohen. Laatstgenoemde werd na een slecht optreden uitgeroepen tot winnaar door PvdA-minnende kijkers. Een logopedisch wonderkind met gevoel voor cijfers toonde hij zich bepaald niet. Kort samengevat deed Cohens uitverkiezing denken aan ‘wij van WC-eend adviseren WC-eend’. Voor de beeldvorming een belangrijk plaatje, inhoudelijk even veelzeggend als een doofstomme. Snapt u het nog?
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO
Ziet u overeenkomsten?