Andries Knevel, een meisje van 7 en de oerknal

Mijn dochter had in haar 7e levensjaar al een heel eigen visie ontwikkeld op ‘God en de oerknal’. Ze gelooft in beide, zegt ze. God was bezig de wereld te maken, maar toen werd hij moe. En toen heeft de oerknal hem geholpen. Het was een waarheid als een koe voor haar. Geen twijfel over mogelijk. En daarmee mag ze wat mij betreft in een rijtje. Van mensen die in de bijbel geloven. En niet minder in een rij van mensen die ‘de’ evolutietheorie als een onomstotelijke waarheid presenteren. Ik vind haar minstens net zo geloofwaardig. Dat ze de oerknal personifieert, vind ik ongelooflijk creatief en als ik wetenschapper was zou ik het onderzoeken.

Ik weet niet of u de laatste dagen het nieuws een beetje gevolgd heeft, maar het is het jaar van Darwin en precies in dat jaar maakt één van de iconen van 21e eeuws Nederlandse christendom bekend dat hij niet gelooft dat God de wereld in zes dagen van 24 uur heeft geschapen, zoals zijn bijbel naar men beweert verkondigt. Het betreft hier de gladde babbelaar Andries Knevel, een man die voortdurend bruggen tracht te slaan tussen een christelijke en profane wereld, ongetwijfeld met het nobele doel de wereld tot zijn verlosser te bekeren langs een minder traditionele weg.

Knevel heeft zijn excuses alweer aangeboden voor zijn evolutie-uitspraak, overigens zonder iets af te doen van de inhoud. Hij wilde niemand kwetsen met zijn uitspraken, schreef hij in een uitgebreide brief aan kennelijk lichtgeraakte EO-leden.

Tegenover mensen die zo fundamenteel in de letterlijkheid van de Bijbel geloven staat er een groep mensen, die even fundamenteel gelooft in het feit dat er absoluut geen god aan de evolutie te pas is gekomen. Het zijn mensen die menen dat ‘de’ wetenschap louter uit controleerbare feiten bestaat, zonder te beseffen dat ze ook graag minder controleerbare theorieën bouwt rondom die controleerbare feiten.

De vraag achter de discussie is: is ons heelal, onze wereld, en dus ook de mens, geschapen door een hogere intelligentie, die met de creatie van al die materie een bepaald doel heeft? Of is alles gewoon een optelsommetje, een enorme reeks toevalligheden? Grootheden als wijlen Stephen Jay Gould, de Amerikaanse filosoof,  vinden het laatste.

Draaien we de klok terug, miljarden jaren, en laten we de natuur de boel nog eens overdoen, dan krijg je heel andere producten en resultaten. Geen god, geen doel, gewoon een reeks spelingen van de chaos binnen het samenstel van deels bekende wetmatigheden.

De stelligheid van Gould en zijn aanhangers en geestverwanten imponeert, maar is even misplaatst als een al te triomfalistische christelijke prediking over de schepping van de wereld in 6 dagen. In zijn magnum opus ‘Hoe het stof de geest kreeg’ bespreekt onze landgenoot Arie Bos het denkbeeld van Gould, dat alles een reeks toevalligheden is en de mens dus ook.

De arts en hoogleraar Bos is zeer goed op de hoogte van onderzoeksresultaten uit de biologie, wis-, natuur- en scheikunde en ook van de wetenschapsfilosofie. Op een indringende wijze ontvouwt hij in zijn meer dan 400 bladzijden tellend boek hoe zeer veel zogenaamd ‘vaststaande’ wetenschappelijke feiten en moderne theorieën gebaseerd zijn op niet bewezen aannames.

Bos gelooft wel in een doel, in een wil en in een bewustzijn dat kan regeren over de hersenen, maar beseft dat hij daarmee het risico loopt niet serieus genomen te worden door zijn vakbroeders. Jammer dan. Zijn materiaal mag er zijn. Overtuigend genoeg laat hij zien, dat het helemaal niet zo zeker is wat Gould c.s. beweren. Als we de klok terugdraaien zou de natuur opnieuw tot de mens kunnen leiden.

De mens is gewild en heeft dientengevolge een rol in het geheel, zou je kunnen concluderen. Hij als wetenschapper heeft geen moeite met een dergelijke visie. Die is beslist niet minder dan wetenschappelijk dan de evolutieaanhangers die van toeval uitgaan, en die met stelligheid beweren dat er geen god is. Die stelligheid is onwetenschappelijk.

 

Terug naar de kernvraag: oerknal of God? Laat ik mijn dochter eens ter wille zijn, en met haar geloven in ‘God én de oerknal’. Kan dat? Ach, waarom niet? In de jaren zestig waren er al wetenschappers en theologen bezig om die dingen met elkaar te verenigen. Die verheerlijking van atheïsme in bepaalde ‘wetenschappelijke’ kringen, heeft mij ook nooit erg aangestaan. Waarom zou er geen hogere intelligentie kunnen zijn dan de mens? De bijna-dood-ervaringen, waar ook Arie Bos kwistig uit put, laten veel ruimte voor een dergelijk idee.  

En wat het bijbelse scheppingsverhaal betreft: ik snap die christenen niet die per sé willen dat god de wereld in 144 uur maakte. Kennen zij hun eigen teksten niet? Ergens staat geschreven dat één dag voor hun schepper is ‘als’ 1000 jaar. Niet precies 1000 jaar, maar ‘als’ 1000 jaar. Volgens de bijbel houdt god er een andere tijdsrekening op na dan wij.

Een al hele oude christelijke theorie ziet de zeven dagen uit Genesis als zeven tijdvakken. Hoe lang die duren? Voor God een dag. Maar ja, dat kan voor ons wel miljarden jaren zijn.

 

Heb ik daarmee Andries Knevel niet een prachtige uitweg gegeven? Spreken bijbel en wetenschap elkaar nu wel echt zo tegen, of zijn het de uitleggers die elkaar bestrijden? Volgens mij het laatste. Het hoeft niet van mij, maar bijbel en evolutieleer kunnen gemakkelijk verenigd worden. Zeker als je je realiseert dat de bijbel misschien niet zozeer een wetenschappelijk geschiedenisboek wilde zijn.

Je komt op leuke ideeën door zo’n dochter. 

Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen

Probeer het Pro-abonnement een maand gratis

En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.

Word een PRO 

Alexandra
Mooi! Je dochter, nog niet gehinderd door decennia van zogenaamde kennis, ziet het wellicht zuiverder dan wij, volwassenen. Wetenschappers kunnen verklaren hoe iets ontstaan is, maar niet dát het er is. Hoeveel er ook wordt ontdekt, het mysterie dát het er allemaal is blijft een mysterie en valt buiten ons denkvermogen en dat zouden we God kunnen noemen. De waarom-vraag kan vervallen als we zien dat het de relativiteit van ons denkvermogen is dat de vraag überhaupt doet ontstaan.