De vraag is altijd weer: kunnen mensen echt veranderen of niet? En zo ja, tot welke leeftijd kan dat dan? Veranderen heeft met leren te maken, en de vraag is of bijvoorbeeld de 50 plussers nog wel dingen kunnen leren. De vraag is des te actueler nu organisaties steeds vaker beweren dat hun 50 plussers ‘verouderde kennis’ hebben. Voor de 50 plusser is het dus een serieus thema. Zijn werkgelegenheid is in het geding.
Er zijn wetenschappen die zich bezig houden met deze vragen. Neuropsychologie en biopsychologie bijvoorbeeld. En verder de ‘hardere breinwetenschappen’. Er wordt veel geroepen over de mogelijkheden van het brein. Al jaren. En het gaat dan altijd over de vraag: kunnen we veranderen? Kunnen we ons ander gedrag eigen maken? En in onze case: kunnen oudere werknemers dat?
Het antwoord is ja, maar mensen moeten het wel proberen. Leren moet je proberen, is mijn conclusie uit al dat breinonderzoek waar ik kennis van mocht nemen de afgelopen jaren (dank u wel, neurowetenschappers en psychologen!). Grofweg kun je het brein onderscheiden in een oud en een nieuw gedeelte. Het nieuwe gedeelte heet ‘nieuw’ omdat het pas laat in de evolutie kwam.)
Het nieuwe gedeelte is de prefrontale cortex (pfc); een dingetje dat erg laat kwam in de evolutie. Hier zetelt ons bewustzijn, met dit ding kunnen we plannen en reflecteren. Hier tegenover staat het oude gedeelte, met de amygdala, het cerebellum, de hypothalamus en al die andere hersendelen. Hier zetelen onze primaire gedragingen, onze overlevingsinstincten, onze angst en woede, maar ook nuttige functies als eetlust en voortplantingsimpulsen.
Het oude gedeelte noemen we wel het limbische systeem. Dat heeft miljoenen jaren gefunctioneerd zonder prefrontale cortex. Dat gaat dan ook soms volledig zijn eigen gang. In de praktijk betekent dat dat wij met ons bewustzijn geen grip krijgen op aandriften en neigingen die we graag onder controle hebben.
Neem het volgen van een dieet. We nemen ons voor om op te houden met teveel eten. Dat lukt aanvankelijk heel goed, maar al heel snel is het weer mis. Na een week of wat beginnen we weer terug te vervallen in het oude patroon. Met andere woorden: op dit punt lukt het dan slecht om onze ‘wil op te leggen aan ons gedrag’.
Bij veranderingen verlangen organisaties van ons ander gedrag. Hier sluimert hetzelfde gevaar als bij dieten: we maken ons het gedrag voor korte tijd eigen en dan vallen we weer terug in ons aanvankelijke gedrag. De dirigent (de prefrontale cortex) is onvoldoende sterk om de orkestleden in het gareel te houden.
Is dit altijd zo? Nee. Het vermogen om ‘je wil op te leggen aan je gedrag’ kun je ontwikkelen. En je moet dat in elk geval proberen. Je weet van te voren namelijk niet precies wat je wel en niet kunt leren. Daar hebben we nog geen meetapparatuur voor. En niet geschoten is altijd mis. Bovendien loont het om te blijven leren. Je brein blijft er scherp door.
Dus verlangt de organisatie een gestroomlijnder werkwijze en ben je niet zo van de structuur, dan is er toch hoop. En die hoop kun je gebruiken om een poging te doen om je iets eigen te maken dat je nog niet goed kan. Het kan zijn dat je pfc niet in staat is om je oude hersendelen ‘mee te krijgen’, je brein kan nu eenmaal niet alles, maar dan heb je het tenminste geprobeerd.
Dus: leren kan je proberen. Bij de een zal het leren van salesvaardigheden langer duren, bij de ander het leren van controlvaardigheden. Maar het idee dat we maar moeten ophouden met ontwikkelen omdat we 50 zijn en we toch niet veranderen, is oude soep en kan weggegooid worden.
Op 13 en 20 november geeft Bert Overbeek interessante workshops over veranderen en het brein: http://www.jongebazen.nl/md-wel-en-wee/leiderschap-en-het-brein . Bij managementboek.nl kunt u zijn boek 'Bert's breinboek voor Managers en Trainers' bestellen.
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro
Wat ik niet met je eens ben is genoegen nemen met proberen. In proberen zit nauwelijks commitment. En commitment is volgens mij een hele grote succesfactor wanneer je wilt veranderen.
Volgens mij zit het veel vaker in het niet willen dan in het niet kunnen.
En hoe ga je dan om met 50+ers (en al helemaal als ze 30 jaar of langer bij dezelfde organisatie werken)?
Ondertussen probeer ik te voorkomen dat ik de zaak al te zeer ga versimpelen. Volgens Chabris en Simons en Daniel Kahnemann is dat een van de neigingen van ons brein: als iets te complex wordt, gaat het de zaak simpeler voorstellen. Het zou makkelijker zijn als het gewoon zo was dat we konden zeggen: ze willen niet. Maar helaas....
Hoezo minder productief, minder inzet, minder bij en minder aandacht?
Ik ben ervan overtuigd dat ik helemaal niet zo bijzonder ben. Zonder enige twijfel zijn er tal van leeftijdsgenoten, mannen èn vrouwen, die nog net zo lekker en enthousiast hun werk doen!
Moest het even kwijt…..
Dagelijks ben ik bezig, bewust en onbewust, om flexibel en leergierig te zijn en om open te staan voor al het andere en nieuwe.
Is dat omdat ik 50+ ben, of omdat ik zo ben?
Dat vind ik zelf soms lastig in te schatten.
Ik ben bereid te veranderen daar waar het mij en anderen voordeel kan opleveren.
Dat de wat oudere collega, werknemer, leidinggevende minder interessant is en/of wordt voor de arbeidsmarkt wordt gekoppeld aan vastgeroest zijn en minder veranderbaar.
Ik ken zat jongeren die bekrompen, kortzichtig en star zijn. Die het ook al denken te weten en het absoluut onnodig vinden om beweging te brengen in zichzelf.
Ligt het aan de leeftijd of is elk mens hierin gewoon verschillend?
Ik wil blijven ontwikkelen. En misschien is dat wel een beter woord dan veranderen; ontwikkelen
'50+ collega's kunnen echt nog wel ontwikkelen, hoor!' Goeie titel?
Overigens is het inderdaad een kwestie van willen en commitment. Ik heb na mijn vijftigste meer geleerd dan ik voor mogelijk had gehouden. We zijn tot veel meer in staat dan we denken. Het woord ontwikkelen is dan ook inderdaad beter op zijn plaats dan veranderen.
Wel is het zo dat je dingen vaker moet herhalen voordat je ze in je geheugen liggen verankerd. Horen, opschrijven én direct doen is nog altijd een gouden combi om iets te leren. En dat is iets wat jonge trainers moeten beseffen als ze ouderen trainen. Dus niet uren praten maar actief laten leren. En je leert het beste in een omgeving waar je je veilig en gewaardeerd weet.
Begin dit jaar, exact op mijn 68e verjaardag, mocht ik voor het eerst (nadat ik op oudejaarsdag ontslagen werd uit Sint Jan in Brugge waar ik drie weken op een prachtige kamer gelegen had na een geslaagde dikke darm operatie wegens dito kanker) terug ‘optreden’. En nog wel in de klas van m’n kleindochter Eloïse. De leraars van het laatste (zesde) jaar basisonderwijs van de SinteMariaschool in Bonheiden hadden gevraagd of er iemand van de familie kon komen praten over ‘verder studeren’ en 'wat er kon voor zowel jongens als meisjes'. Die week kwamen in die klassen meerdere ouders praten en ook een grootvader. Ik begon m’n korte ‘lezing’ met de leerlingen volgende vraag voor te leggen: “Hoeveel jaar denken jullie dat jullie nog zullen dienen te leren”. Uiteraard liep iedereen in de valkuil en interpreteerde ‘leren’ als ‘studeren in een school’. De meerderheid hield het op zes jaar, ook heel wat op twaalf jaar en een enkeling op 18 jaar (die wou denkelijk in de geneeskunde specialiseren). Groot was hun verbazing toen ik, net 68 jaar geworden, hen zei dat ik en ook zij dienden te leren tot aan… het einde van ons aards bestaan. De twee leraars nam ik uiteraard als doelwit en legde hen de manipulatieve vraag voor: “Jullie leren ook nog elke dag bij, toch?!?”. Plots waren ook die heel en al ‘oor’.
De opmerking van Gerda Hammink vind ik schitterend, ook al omdat ik deze in m’n betoog van 21 januari verwerkte. Proberen leren heeft geen zin, je doet het of je blijft er van af! Dit leerde ik in 1964 van mijn vader Richard, die ik veel te weinig citeer, tijdens volgende dialoog:
Johan: Vader wil je me vanaf volgend jaar sponsoren tijdens mijn studies aan de Universiteit Gent?
Richard: Wel, wel Jan, je wilt verder studeren. Aan welke richting had je zo gedacht?
Johan: Wel, vake, ik zou graag studeren voor Burgerlijk Ingenieur.
Richard: Kijk eens aan, Jan, wat een prachtige keuze, daar moet je niet handig voor zijn (nota: ik ben zo onhandig als de pest).
Johan: Big smile (want ik ken – de meeste van – mijn gebreken).
Richard: En denk je dat je zult slagen, Jan?
Johan: Ik zal proberen, vake.
Richard (met verheffende toon): Proberen bestaat niet! (Proberen is voor den hond, voegde hij er nog smalend aan toe). Je doet het of je blijft er van af. Niet slagen is geen optie.
Er werd toen stante pede een contract opgesteld: “Vake zou mij sponsoren voor het eerste jaar aan de universiteit, ik zou slagen.” Indien ik mij niet aan het contract hield, zou ik niet ‘zappen’ naar een andere richting maar direct gaan werken. Vake, die inspecteur was van de regio Meetjesland (Vlaanderen) voor de Nederlandse verzekeringsmaatschappij RVS, zou een postje ‘verzekeringsagent’ voor mij klaar houden. Dit contract werd vijf maal hernieuwd, na die vijf jaar werd ik cum lauda gepromoveerd tot ir. Johan Roels.
Begin tachtiger jaren zag ik de Star Wars film ‘The Emperor strikes Back’ en veerde recht toen Yoda, Luke Skywalker toeschreeuwde: No! Try not! Do or Do Not, there is no try!. Vaders one liner was plots wereldberoemd.
En ik,... ik leer nog elke dag met plezier bij. Want dat is de sleutel. Blijf kind en leer met plezier bij en beat the devil ( zijnde de Vicieuze Cirkel). Inderdaad het Creatieve wisselwerking en de Vicieuze Cirkel zijn twee tegenstrijdige processen. Ze remmen elkaar af. Met andere woorden als het ene actiever wordt, wordt het andere minder actief. Spijtig genoeg is (althans in mijn ervaring) de Vicieuze Cirkel meestal sterker dan Creatieve wisselwerking. Het is die Vicieuze Cirkel waar we tegen aan lopen en die verhindert dat we transformeren aan de snelheid van een gezond jong kind.