In de loop der eeuwen heeft werken een aantal totaal nieuwe benaderingen gekregen, waarbij Het Nieuwe Werken mogelijk de grootste impact heeft op ons dagelijks leven. Weg zijn de vaste kantooruren ergens tussen half negen en vijf en de daarbij behorende aan- en afvoerdruk die vervoermiddelen veroorzaken op schaarse meters asfalt. In de hele discussie missen we wel nog één ding: de tijdbenadering als zodanig. In de tijd dat het alfabet nog niet voor iedereen bereikbaar was, werkte het volk van licht tot donker. In de zomer dus langer dan in de winter. De rest van de tijd was men dan bezig met allerhande thuiselijke klussen die met schoonmaak en voedsel te maken hadden. Of dit nu een prettige omstandigheid was, laat te raden. Maar overzichtelijk was het zeker.
Ooit ergens bedacht men de vast werkdag. Kunstlicht schiep mogelijkheden om ook op momenten dat de koperen ploert niet voor daglicht zorgde, arbeid te verrichten. En die arbeid was nog steeds lang, tot we in de moderne tijd overgingen op een achturige werkdag en een vijfdaagse werkweek. Goed, beetje kort door de bocht, maar de essentie is volkomen onduister.
Acht uur per dag werken. Daar zit een gevaar in. Wie gloeilampen op een blikken schroefdraad bevestigt, kan er als ‘ie goed is met de hand er 50 in het uur koppelen. Wie minder goed is, wellicht 40 of zelfs 30. Toch werkt de eerste arbeider net zo lang als de tweede, immers, we maken productie in een tijd en niet andersom. Als we 400 tegen 240 gloeilampen afzetten en van beide verwachten dat zij de acht uren volmaken, gaat er iets scheeflopen. Mogelijk dat de norm 300 is, en dan voldoet de een niet en de ander ruimschoots.
Extrapoleren naar mijn werk. Ik schrijf stukken en ik doceer op een hogeschool hoe je dat moet doen. In beide gevallen ben ik gevangene van de klok. En het gekke is, het schrijven van een artikel kan in een uur of in twee uur, maar het blijft een artikel. Waarom verwacht mijn werkgever dat ik dan toch ‘mijn uren maak’? Datzelfde geldt voor lesgeven, al is daar meer vrijheid: als ik de vier (vijf, zes) p’s van marketing heb behandeld in 20 minuten en iedereen snapt het, waarom is een college dan 45 minuten? Gaan we elkaar aan zitten kijken, ga ik hetzelfde nog een keer vertellen, moet ik meer vertellen, ga ik opnieuw voorbeelden geven, doen we de les van de volgende week alvast?
De ene is nu eenmaal sneller dan de ander en door nu een standaardnormering erop los te laten kweek je voor het management duidelijkheid, maar ongelijkheid voor de medewerker. De snelle is verveeld en gaat internetten, de langzame zal zijn werkjes in de acht uur niet afkrijgen.
Maar er gloort hoop. We gaan het nieuwe werken invoeren, waarbij de factor tijd niet langer maatgevend is, althans, zal moeten zijn. Zal de manager erop vertrouwen dat wij op 60 kilometer van kantoor wel dat interview uit zitten te werken en niet gaan tetrissen? Zal die manager erop willen toezien dat we de uren volmaken? En wat zegt het kwalitatief dat er 60 minuten van een uur zijn besteed aan werk? Wat nu als er om 23.00 uur, krek tijdens Pauw en Witteman een ultiem idee te binnenschiet, dat moet opgetekend? Boeken we dan 10 minuten werktijd?
Tijd is iets kwantitatiefs, en niks meer. Het roer moet niet alleen om, er moet wezenlijk anders worden gedacht. Ook door mijzelf.
Het schijnt dat thuiswerkers massaal ná werktijd hun mailtjes versturen om te laten zien dat ze toch echt wel bezig waren. Het wachten is op de volgende generatie die gewoon doet wat hij moet doen, in de tijd die het kost.
Foto: Frans de Boer
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO