Beheersbaarheid en succes van publieke transformaties

Columns

Nog een paar maanden en dan verschijnen de eerste adviezen waar binnen de overheid bezuinigd kan worden. Niets is taboe voor de twintig commissies die door het kabinet zijn ingesteld. De vraag is niet of, maar hoe we Nederland BV gaan transformeren. Het welslagen van publieke transformaties is echter op zijn zachtst gezegd onvoorspelbaar. Grote veranderprogramma’s lopen te vaak uit de tijd en zijn kostbaar. Hoe hou je transformaties beheersbaar en breng je ze tot een succesvol einde? Topambtenaren geven aan: meer flexibiliteit en meer leiderschap.

De roep om betere dienstverlening vanuit burgers en bedrijfsleven is al enkele jaren flink toegenomen. Het moet sneller en vooral flexibeler. De overheid probeert daarom meer klantgericht te werken en ketensamenwerking door te voeren. Ook met kri...

Nico Viergever
Pro-lid
Het grootste struikelpunt zit de laatste zin van dit betoog: het kabinet.

Of liever de staatsrechtelijke kant van de politiek en hoe hiermee organisatorisch wordt omgegaan. Leiderschap en bereidheid tot veranderen zijn sterk gekoppeld aan de manier waarop een organisatie is georganiseerd en daardoor leiderschap toelaat. De zgn. functionele organisatie is gericht op stabiliteit en dus niet op verandering, staat verandering zelfs meestal in de weg. In een functionele organisatie is het vaak ook moeilijk of zelfs onmogelijk om verantwoordelijkheden helder te krijgen of iemand af te rekenen. Er is meestal sterk sprake van middelmatige consensus. Vaak hebben stafafdelingen veel macht, tot frustratie van de medewerkers die - zonder echte macht - het echte werk moeten doen en daarmee verantwoordelijkheid dragen. Die zelfde stafafdelingen leggen allerlei procedures op en willen overal van weten, willen alles controleren, de afdeling Financiën voorop. Een erg ineffectief model met veel schijnzekerheden want de procedure (of macht), niet het doel is heilig.

De overheid is sterk ingericht als een functionele organisatie. Veelal wordt de Minister van Financiën gezien als de belangrijkste minister. Er wordt zelfs vol bewondering geluisterd wanneer een ex-minister van Financiën op televisie vertelt hoe hij beslist wie waarvoor geld krijgt, vaak alleen op grond van persoonlijke voorkeur: benadert deze persoon mij aardig? Een andere uitwas die duidt op een politiek gebrek aan leiderschap, is wanneer men een willekeurige politicus vraagt hoe een probleem moet worden opgelost. Het antwoord is meestal dat men daarvoor een budget beschikbaar stelt. Middel (geld) en doel worden verward en de macht ligt bij de budgetten en daarmee het ministerie van Financiën. Men is hier zo aan gewend dat ook bij een parlementaire enquête niet doorhad dat hier een grote oorzaak van de problemen rond de Betuwelijn lag.

Dit probleem wordt staatsrechtelijk nog versterkt: de premier is niet de “baas” van het kabinet, hij is slecht de voorzitter van de ministerraad. En daarboven op komt dat het kabinet als een lichaam moet acteren. Het komt regelmatig voor dat een minister van een willekeurig ministerie wordt gevraagd naar een besluit dat bij een heel ander ministerie ligt. Moet de minister van LNV echt meebeslissen over Afghanistan? Of het voorbeeld van de kerncentrale in Borssele: toen deze centrale moest worden opgestart moesten vijf (!) ministers meebeslissen.

In het huidige kabinet lijkt er wat beter met deze materie te worden omgegaan. Men lijkt een licht betere functiescheiding te hebben; er wordt ook zelfs gesproken over programmaministeries. Maar het kan en moet nog veel beter.

Dus: leuk en goed dat de topambtenaren deze visie hebben. Maar zonder een politieke verandering zal er (te) weinig gebeuren.

Meer over Overheid