Zijn management concepten te ver doorgeslagen richting modegevoeligheid en verliezen ze hierdoor niet juist aan kracht en geloofwaardigheid? Betekent dit dat concepten uit de gedachtewereld van goeroes, adviesbureaus of topondernemers per definitie waardeloos zijn? Of hebben deze ideeën en concepten toch meer waarde dan uit een wetenschappelijk analyse blijkt? In dit tweede artikel over managementconcepten komt een heel ander geluid aan bod, namelijk dat van de voorstanders van meer mode en minder wetenschap in de ontwikkeling van nieuwe management theorieën.
In mijn eigen beroepsuitoefening ben ik altijd zelf (waarschijnlijk is dat mijn eigen paradigma, zoals dit zo mooi heet) uitgegaan van een zo wetenschappelijk mogelijke benadering van management vraagstukken, gebaseerd op de idee dat wetenschap zich richt op ‘waarheidsvinding' en het zoeken naar de enig juiste (of zo optimaal mogelijke) oplossing.
Er zijn ook andere denkrichtingen, ‘scholen' zo u wilt, die managementconcepten vanuit een andere invalshoek benaderen. Neem bijvoorbeeld René ten Bos, organisatiefilosoof, hoogleraar en auteur van ‘Fashion and Utopia in Management Thinking', waarop hij is gepromoveerd. Ten Bos noemt de door mij gepropageerde wetenschappelijke aanpak van management concepten het ‘nieuwe rationalisme' en verwijst hierbij onder meer naar scientific management van Frederic Taylor. Bij deze ‘nieuwe realisten' moet managementtheorie vrij van mode en hype zijn en in essentie zuiver.
Ten Bos geeft in zijn (overigens boeiende) proefschrift - (let wel: hier in (erg) kort bestek beschreven) - een geheel afwijkende benadering van management theorievorming. Zijn idee is dat management goeroes en -theorieën juist veel te veel aandacht aan juistheid, volledigheid en wetenschappelijke onderbouwing schenken, en veel te WEINIG modegevoelig zijn. Hij pleit ervoor dat het niet de mode is die uit de managementtheorieën moet worden gehaald, maar dat de theorie juist uit de management mode moet worden verwijderd (‘...management fashion often fails to keep up this promise because it remains paradoxically incapable of laying off its rationalist cloack.').
Het is volgens Ten Bos de grote fout van goeroes dat ze wetenschappelijk en rationalistisch willen overkomen. Ze moeten zich veeleer richten op waar ze goed in zijn: het voorspellen van ‘de mode'. Het is hun taak mensen te geven wat ze zoeken, om hip en trendy te zijn. Niet om wetenschappelijk verantwoord proberen te werken. In de aanpak van Ten Bos zijn management concepten te vergelijken met TV-kanalen: als het niet bevalt wat je ziet, schakel dan over naar een ander kanaal.
Ten Bos laat zonder twijfel een ander licht schijnen over de wijze waarop management concepten tot stand kunnen komen. De één zal zijn aanpak verfrissend noemen, de ander effectbejag. U begrijpt dat ik zelf niet veel van zijn uitgangspunten en perspectief moet hebben. Zo vraag ik mij af waarom Ten Bos zijn gedachten wetenschappelijk tracht te onderbouwen: zijn proefschrift lijkt daarmee in zijn geheel een contradictio in terminis te zijn. Een tweede kritiekpunt is dat de gevaren van ‘mode management' in mijn ogen worden onderschat. Het invoeren van een aansprekende, maar onjuiste aanpak kan verstrekkende gevolgen hebben voor organisaties. Het risico dat een op mode gebaseerde aanpak tot veel ellende leidt is in mijn ogen vele malen groter dan bij een goed onderbouwde en gefundeerde aanpak. Dat de meeste theorieën en concepten juist dit fundament ontberen, betekent nog niet dat het onjuist is om een dergelijk fundament te wensen of zelfs te eisen. Misschien moeten we wel streven naar zo min mogelijk ‘nieuws' en mode en juist zoveel mogelijk kijken naar de lessen uit het verleden. Ook of misschien zelfs wel juist als dan weinig overblijft.
Misschien blijft bij de door mij gepredikte wetenschappelijke lakmoesproef van veel management concepten weinig tot niets over. Is dit erg? Gaat u het missen? Wordt u zonder nieuwe concepten minder effectief? Natuurlijk, management zal nooit de status van ‘absolute' wetenschappen als wiskunde of natuurkunde bereiken. Dat betekent echter in mijn ogen niet dat management auteurs moeten vervallen in effectbejag, handigheid en verkooptrucs. Want als de management wereld blijkbaar wordt gedomineerd door mode, kan de vraag worden gesteld of zoiets als management 'wetenschap' wel bestaat. Moeten wij er dan niet toe overgaan de benaming management wetenschap los te laten en over gaan op de benaming management geleerdheid (vgl.: rechtsgeleerdheid en godgeleerdheid)?
Is dan alles wat in het verleden is geschreven over management onzin? Kunnen de ideeën en gedachten van goeroes als Mintzberg, Kaplan, Peters en Covey, hoe boeiend en prettig leesbaar zij misschien ook zijn, direct door naar de vuilnisbak? Of kunnen wij toch iets van hen opsteken? Stefan Heusinkveld richt zich in zijn proefschrift ‘Surges and Sediments' deels op deze vraag: "voortdurend worden bestaande organisatieconcepten om zeep geholpen die een tijdje eerder nog massaal als nieuw werden omarmd."
Hij noemt dit fenomeen ‘concepticide', de onontkoombare vergankelijkheid van management kennis. In de ogen van Heusinkveld een onwenselijke situatie: "een permanent onvermogen om systematisch te bouwen op bestaande inzichten en ervaringen betekent het continu moeten herontdekken van kennis en het gedoemd zijn om steeds weer dezelfde fouten te maken." Toch blijft uiteindelijk wel degelijk iets (sediment, zoals Heusinkveld dit noemt) over van alle concepten en ideeën die in de loop der tijd de revue passeren. Er zitten soms wel degelijk elementen in alle ideeën en gedachten die overeind blijven. Dit is overigens niet vanzelfsprekend. Het is alleen mogelijk als daar een continue inspanning van managers, medewerkers, goeroes en/of wetenschappers tegenover staat.
De ontwikkeling van management concepten vindt voor een belangrijk deel plaats buiten de wetenschappelijk wereld en is vaak in handen van praktijk- c.q. zakenmensen. Toch zijn veel van deze opinie-makers, goeroes en adviseurs direct of indirect verbonden aan universiteiten of hogescholen. Juist hierdoor kenmerken veel management concepten zich door een (semi-)wetenschappelijke aanpak. Zo lijkt een tweedeling te ontstaan die in mijn ogen onwenselijk is. Enerzijds slaan concepten die volledig zijn bedacht in een studeerkamer of op een universiteit niet of nauwelijks aan. Zij missen de affiniteit met de praktijk. Anderzijds blijkt het voor praktijkmensen moeilijk een wetenschappelijke basis te vinden voor hun ideeën en concepten: zij missen affiniteit met validiteit. Ook dienen praktijkmensen rekening te houden met verkoop- en marketingargumenten.
Als wij van management theorievorming eisen dat deze op basis van zuiver wetenschappelijke criteria moet plaatsvinden, dan zal dit waarschijnlijk leiden tot een sterke verschraling van het aanbod aan nieuwe ideeën. Veel management concepten en -theorieën zullen niet door een beperkte wetenschappelijke toets komen. Het is daarom niet verwonderlijk dat veel management auteurs liever inspelen op modes. Het is lucratiever, sneller en gemakkelijker. Toch blijft dan een belangrijke vraag onbeantwoord: helpen al die nieuwe ideeën en concepten managers eigenlijk wel? Daar was het toch allemaal om begonnen? Hebben concepten en ideeën als NLP, BPR, Balanced Scorecard, Lerende Organisatie, BCG-matrix, Configuraties van Mintzberg, Porter, 7-S model, Six Sigma, Enneagram, et cetera u geholpen de juiste beslissingen te nemen? Hebben al die seminars over leiderschap veel nieuwe ‘leiders' opgeleverd? Of is het gebleven bij beloften, die uiteindelijk tot meer problemen dan oplossingen hebben geleid?
Hierover meer in deel 3 van deze serie.
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro
De wetenschappelijke benadering van mode door Ten Bos is geen contradictie in terminis als je je realiseert dat de opzet van het boek is mode nu juist 'serieus' te nemen - dwz. te onderzoeken wat de pretenties zijn achter de mode. Die blijken dan vaak juist verrassend onmodieus. Ten Bos laat heel mooi zien hoe achter veel nieuwe en zg. verfrissende opvattingen een nogal eng utopisme schuil gaat dat met hele traditionele opvattingen de gedachte gemeen heeft dat de toekomst moet kunnen worden beheerst.
Het tweede kritiekpunt, als zou Ten bos zelf een modieuze managementopvatting voorstaan, geeft blijk bovenstande gedachte niet te hebben gevat. Als de schrijver een 'op mode gebaseerde managementopvatting' propageert is dat af te rekenen met de beperkingen die in veel managementopvattingen te vinden zijn. Zijn credo om 'mode serieus te nemen' lees ik als een ironisch spel met woorden, een aanmoediging om naar nieuwe ideeen te zoeken, maar zijn analyse is daarom niet minder serieus.
Ik heb het inderdaad anders gelezen dan jij, wellicht omdat ik met de rationalistische blik ernaar gekeken heb. Het wat nuanacerender beeld dat jij schetst van Ten Bos is prima. Ik heb het alleen anders geinterpreteerd, geef ik daarmee onbedoeld aan hoe makkelijk mensen naar managementteksten kijken en interpreteren? Misschien wel. Maar ironie in een wetenaschappelijke verhandeling is altijd moeilijk te duiden, vind ik. Dan zou het toch meer een gewone verhandeling moeten zijn en geen proefschrift. Ik heb de ironie dus ook niet zo gezien of opgevat. Ik zou het boek misschien een keer met jouw blik moten lezen, maar voor nu heeft het in ieder geval de discussie aangezwengeld.
Dank voor de goede inhoudelijke reaktie.
Vriendelijke groet,
Gyuri
Wie zich dat niet bewust is kan hooguit met wetenschappelijke zekerheid aantonen, dat Nederland het niet zal redden. Ondernemer zijn doe je met je hersens en je hart. Mist een van tweeen, dan is het einde oefening. Wel is het hart leading. Managementgoeroes doen ook hun business. Gun ze die lol maar neem ze svp niet serieus.
Het werkveld kwaliteit is ook pas volwassen geworden toen de goeroes op een zijspoor waren gerangeerd.
Hans Krijgsman