Onderstaand de integrale tekst van de toespraak 'Over passie, mythen en strafschoppen', die ik gisteren na ontvangst van de Professionaliseringsprijs 2007 uit handen van Prof. Dr. Doede Keuning en na een korte toespraak van Prof. Dr. Willem Mastenbroek heb uitgesproken. (foto: professionaliseringsprijs 2007). Rede uitgesproken bij het in ontvangst nemen van de PGO-MC Professionaliseringsprijs 2007
Hooggeleerde heren, zeer geachte dames en heren, vrienden en collega’s,
Op deze voor u allen zo bijzondere dag is het een eer u te mogen toespreken over onderwerpen die mij op advies gebied aan het hart gaan: de passie voor management consultancy, de mythen die ons vak omgeven en natuurlijk over de belangwekkende vraag op performance management gebied die heel Nederland bezighoudt: hoe neem ik nu succesvol een strafschop?
Wellicht geen ‘normale’ lijst van onderwerpen voor een bijeenkomst met professionals. Misschien had u verwacht of gehoopt dat ik nieuw licht zou laten schijnen over het rasteren van probleemsituaties, de validiteit van management concepten en/of al dan niet gelukte interventies. Passie, mythen en strafschoppen raken deze onderwerpen in mijn ogen wel degelijk.
Laat ik beginnen met een momenteel zeer in zwang zijnd begrip: Passie. Als ik terug kijk op de periode waarin ik zelf deelnemer aan de PGO-MC was, begin jaren negentig, denk ik dat twee aspecten doorslaggevend zijn geweest voor mijn toenmalig enthousiasme en aanmelding voor de opleiding. Enerzijds een enorme nieuwsgierigheid en onstilbare honger naar kennis en ‘weten’. Anderzijds de grote passie voor het adviesvak zelf. Passie werd vroeger vooral geassocieerd met kunstenaars of religieuzen, zoals Bach, Picasso of Moeder Theresa. Wie zich weg kon cijferen voor de kunsten, ‘l’art pour l’art’, of voor de hulpbehoevenden van deze wereld, moest wel in het bezit zijn van een boven gemiddelde betrokkenheid voor de professie en de hiermee samenhangende doelen. Heden ten dage wordt echter ook van managers, medewerkers en zeker ook van consultants verwacht het vak vol ‘passie’ te beoefenen. Het is op dit punt dat ik mijn inziens de gemene deler raak die docenten, deelnemers en ex-deelnemers aan de PGO-MC in hoge mate bindt: passie. Of noem het gedrevenheid en nieuwsgierigheid. Voor vele van de hier vandaag aanwezige consultants is het beroep dan ook geen tijdelijke activiteit op weg naar een managementfunctie elders, maar een zingevende invulling van het gehele werkzame leven.
Is passie iets wat wij voor een groot deel uit ons zelf en/of ons werk halen, het betekent nog niet dat het leven van een consultant altijd even rooskleurig is. Zo zijn er vele, vaak negatieve, mythen die de ronde doen over onze beroepsgroep: ‘We’ zijn duur, hebben te weinig toegevoegde waarde, zijn betweters die een beetje arrogant zijn, rijden te dure auto’s, vertellen precies wat het management wil en ‘vliegen’ er soms even snel in als uit.
Gelukkig biedt de definitie van mythen in de Van Dale dan nog enig soelaas: een mythe is een ‘als juist aanvaarde maar ongefundeerde voorstelling omtrent een persoon, zaak of toedracht.’ Auteur Cees Nooteboom stelt zelfs dat in een mythe een onmogelijk antwoord wordt gegeven op onbeantwoordbare vragen. En het is hier dat in mijn ogen passie, mythen en consultants elkaar raken. Want proberen consultants niet al te vaak antwoorden te geven op nog onbeantwoordbare vragen? Durven wij wel toe te geven dat wij pas aan het begin van onze kennis, van ons weten staan? Dat wij het soms eigenlijk ook nog niet precies weten? Moeten wij nu outsourcen of insourcen, centraal of decentraal sturen, top down of bottom up de verandering inzetten? Weet u het antwoord?
Daar waar we denken de wijsheid in pacht te hebben, moeten we niet vergeten pas aan het begin te staan van de ontwikkeling van ons beroep. De management wetenschap, de bron van het management consultancy-vak, is tenslotte pas 100 jaar in volle ontwikkeling. Of zoals Professor Willem Mastenbroek pleegt te zeggen: “bij veel onderwerpen zijn we de status van alchemist pas net voorbij”. Net als alchemisten die proberen lood om te zetten in goud door middel van de steen der wijzen, zo proberen consultants met behulp van vaak onbewezen concepten en theorieën succesvolle organisaties of leiders te creëren. Met veel passie en met inmiddels iets meer succes dan alchemisten, maar desalniettemin nog steeds met veel vallen en opstaan.
Want hoe valide zijn nu die modellen en theorieën die wij bijna dagelijks gebruiken? De replicatie, oftewel de mate waarin onderzoek wordt gedaan naar nieuwe theorieën binnen het managementvak ligt beneden de 1%. In gewoon Nederlands betekent dit dat in minder dan 1% van de gevallen door derden onderzoek wordt gedaan naar de validiteit van de beweringen of modellen die door andere onderzoekers, wetenschappers of consultants worden gedaan.
Blijkbaar accepteren we de beperkte waarde van nieuwe concepten, want al in 1951 viel in de Business Week te lezen dat ‘a lot of management theories are all wrong’. Ach, onlangs kreeg ik als reactie op een artikel over deze ontwikkeling: ‘er is niets mis met managementconcepten, zolang je ze maar niet in de praktijk gaat gebruiken’.
Opleidingen voor consultants als de PGO-MC, die een wetenschappelijke basis hebben, vormen tegen deze stroom aan ideeën en concepten vrijwel het enige antidotum. Het zoeken naar beproefde methoden die valide zijn is een blijvende taak voor consultants en wetenschappers. Alleen dan kan op lange termijn toegevoegde waarde worden gegenereerd en daadwerkelijke verandering worden bereikt en de somtijds al te negatieve beeldvorming omtrent consultants worden omgebogen.
Dat dit niet zonder weerstand zal gaan, is mij uiterlijk sinds het verschijnen van mijn boek ‘De Strafschop’ uit 2000 duidelijk geworden. In dit boek doe ik verslag van mijn zoektocht naar de ultieme penalty. En hoewel de meeste consultants fervent zeiler, golfer of hockeyer zullen zijn, voetbal is nog steeds volksport nummer 1.
Vreemd eigenlijk, dat professionele organisaties als voetbalclubs, met de duurste werknemers van Nederland, zo slordig omgaan met een kritieke succesfactor als de penalty. Het was daar dat mijn basisidee voor De Strafschop begon. Hoezo HRM? Hoezo beloningsbeleid? Het missen van een strafschop kan het verschil zijn tussen winst en verlies. Een verschil dat ook voor de nationale economie kan oplopen tot soms wel miljarden aan inkomsten! Is dat dan geen onderwerp voor consultants? Hier is toch een enorme verbeterslag te bereiken met één simpel advies? Trainen, bijvoorbeeld?
Mijn nieuwsgierigheid voor de strafschop werd vooral gewekt door de naakte cijfers: Nederlandse spelers behoren tot de top slechtste strafschopnemers ter wereld en missen 1 op de 3 pogingen. En dat terwijl onze Oosterburen een score halen van slechts een misser op…20 strafschoppen. Zoveel genetisch verschil zal er toch niet tussen deze bevolkingsgroepen zitten, dacht ik, en ben het gaan uitzoeken. Gründlich.
Kortom, mijn nieuwsgierigheid dreef mij richting kwantitatief onderzoek. Is er bewijs voor de stelling dat op strafschoppen niet te trainen valt. Of, bewijs dat er juist wel op te trainen valt? Want als er geen bewijs is, waarom stellen al die analisten, al die ex- en hedendaagse profs dan zo stellig dat op penalty’s niet te trainen valt?
Not invented here syndrome misschien?
Bij het verschijnen van De Strafschop was de teneur in Nederland dat de missers van Oranje op toeval berustten (ik roep bij u in herinnering Seedorf, de gebroeders de Boer, Kluivert, Davids, Cocu, Stam, Bosveld, Van Basten, et cetera). Na onderzoek van vele strafschoppen en onderzoeksrapporten kon ik vaststellen dat a) strafschoppen en de bijbehorende stress prima trainbaar waren, zowel voor keeper als speler en b) dat spelers voor een bepaalde manier en hoek moesten kiezen om succesvol te zijn.
Dit was overigens niet alleen mijn eindconclusie, maar ook die van bewegingswetenschappers uit heel de wereld. Op basis van deze onderzoeken kon ik voorspellen dat spelers als Kluivert en Frank de Boer strafschoppen zouden gaan missen tijdens het EK 2000. Hetgeen prompt gebeurde. Wie verwacht dat het boek en de hierin opgenomen analyses daarna door alle coaches zouden worden omhelst heeft het mis. Verandering en ongevraagd advies wordt niet altijd op prijs gesteld. Dat weten u en ik als geen ander.
Nergens lijkt echter zoveel weerstand tegen verandering te bestaan als in het aartsconservatieve voetbalbolwerk. Weerstand tegen verandering en tegen nieuwe (patat-) generaties, vechten voor behoud van status, weerstand tegen kennis versus intuïtie, vriendjespolitiek, ongefundeerde meningen verkondigen als waarheden…het komt allemaal voor in het voetbal.
En hoewel zelfs Cruijff en Van Basten nu ‘om’ zijn, nog steeds zijn er vele coaches die liever op intuïtieve wijze coachen dan op basis van feiten en cijfers. Toch is de mening in Nederland als geheel omgeslagen. Waar in 2000 naar mijn persoonlijke schatting nog zo’n 90% geloofde in de on-trainbaarheid van strafschoppen, die verhouding zal nu met 50/50% zeker in evenwicht zijn.
In de bijgaande sheets kunt u de grote verschillen zien tussen de resultaten van strafschopnemers uit Nederland en die vanuit de rest van de wereld, zoals opgenomen in mijn boek (met dank aan Netwerk; Bernard Krikke).
Conclusie: consultants kunnen op vele vakgebieden en onderwerpen gefundeerde bijdragen leveren. Geen taak zo groot of zo klein of er kan tenslotte een fout in worden gemaakt. Dat zal echter nooit zonder slag of stoot plaats vinden, zoals ik hopelijk heb aangetoond met mijn voorbeeld van de strafschoppen. Mijn pleidooi voor kwantitatieve onderbouwing hoop ik met de cijfers over de strafschoppen voldoende te hebben aangetoond. Er is dus voldoende hoop voor de toekomstige rol van professionele management consultants, zolang stellingen maar worden gefundeerd met feiten en cijfers.
Afrondend: Ik beschouw het als een bijzondere eer de professionaliseringsprijs 2007 te hebben mogen ontvangen. Ondanks het feit dat ik besef dat ik mij op soms onnavolgbare paden heb bewogen, waaronder strafschoppen en niet in het minst luchtgitaarspelen, iets waar ik u vandaag maar niet mee heb lastiggevallen. Ik hoop en denk dat dit aangeeft dat het adviesvak openstaat voor afwijkende meningen en gedachten. Ik heb daarbij overigens altijd getracht recht te doen aan de onderwerpen die mij boeiden. Vanuit mijn eigen passie. Maar ook om vastgeroeste mythen te doorbreken of te doorgronden.
Twee mensen zijn daarbij voor mij van grote invloed en steun geweest. Allereerst Prof. Dr Willem Mastenbroek, mijn mentor tijdens de PGO studie en later de man die mij de kans gaf mijn eerste artikelen te publiceren en als redacteur ervaring op te doen. Ook een man die kort voor zijn emeritaat nog stelt ‘pas aan het begin te staan’. Willem, ik dank je voor de mogelijkheden die je mij hebt geboden en je blijft voor altijd een voorbeeld voor me. Ik hoop dat we nog vele jaren blijven bouwen aan managementsite.nl en aan al die andere mooie weblogs. En ik wil tevens Mirjam bedanken, die met veel enthousiasme achter elk idee of achter elke vreemde gedachtekronkel heeft gestaan die ik de afgelopen 10 jaar heb ontwikkeld. Het zijn er vele geweest. Hoeveel weerstand er ook was vanuit welke hoek dan ook.
Dames en heren, ik dank u voor uw aandacht. Ik wens u allen veel passie in uw werkzame leven toe en hoop dat inspiratie, creativiteit en wetenschappelijk verantwoord acteren daarin hand in hand mogen gaan.
Gyuri Vergouw
Amsterdam, November 2007
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro
groeten,
coert visser
Een beetje laat misschien, maar van harte gefeliciteerd met deze prijs!
Groet,
van de vliegende legende de Albatros (haha)