Omdat het Pasen is, nu eens wat anders op jongebazen, al gaat het over leiderschap. In zijn boek 'De moed van Jesjoea' beschrijft Bert Overbeek niet alleen het leiderschap van, maar ook het proces tegen Jezus, een leider pur sang, waaraan wij uiteindelijk ons paasfeest te danken hebben. Het boek zoekt de historische (de mens) Jezus terug, niet vanuit een traditioneel maar vanuit een modern-wetenschappelijk perspectief. Overbeek spreekt overigens van Jesjoea. (Hier een link naar zijn boek: https://www.paagman.nl/product/75187876/de-moed-van-jesjoea-door-bert-overbeek) Een fragment uit het boek dat verwijst naar zijn proces.
' Het proces tegen Jesjoea was vooral een politiek proces. Hij moest hoe dan ook uit de weg worden geruimd; zoveel is duidelijk. Het is heel goed mogelijk dat Kaiafas daarbij de beste intenties had. In Johannes 8:14 zegt hij, dat het beter is dat één mens sterft dan dat een heel volk bederft. Jesjoea is in zijn ogen een gevaar voor zijn volk. Hij had daarvoor vanuit zijn gezichtspunt enige reden.
Jesjoea had het einde van de tempel voorspeld, had dubieuze dingen gezegd over de belastingen aan de Romeinen en dan werd hij ook nog als de Messias voorgesteld, oftewel: de macht van de keizer werd betwijfeld. Dat waren uitspraken die in die dagen garant stonden voor een executie; bij de Romeinen werd die voltrokken door kruisiging. De gevestigde geestelijkheid werkte in die zin nauw samen met de Romeinen, dat ze garandeerden de rust te zullen bewaren. Dat ze hierbij met integriteit morsten, en regelmatig hun eigen machtsposities veilig stelden, is geen punt van discussie.
De tempel was heilig voor de hogepriesterlijke kliek. Het was het centrum van hun macht en van hun handel en kapitaal. De Romeinse tolerantie ten aanzien van andere godsdiensten gaf hen de gelegenheid om de praktiserende Joden naar hun hand te zetten. Maar de macht van de hogepriester stond al onder druk. De Essenen, een Joodse groep religieuzen die uit de Sadduceeën was voortgekomen, hadden volledig met de tempel gebroken. Daarbij verdrongen de leerhuizen, de beth-ha-midrasjim en de synagogen de tempel steeds meer als plaats voor gebed en onderwijs.
Kritiek op de tempel was dus onaanvaardbaar voor Kaiafas en de Annas-kliek. En dat gold ook voor het weigeren van belastingbetaling en de pretentie van het Messias-schap. Dat bedreigde de autonomie van de Joodse elite in hoge mate. De gevestigde orde wilde alles uiteraard houden zoals het was. Buiten de provincie Judea was dat lastig, maar in Judea zelf waren er instituties die hen daarbij hielpen.
Jesjoea had daarbij een lastige eigenschap. Hij was nogal clever en ze vaak te slim af. Werd nooit expliciet. Hij zei niet dat hij de Messias was, zei niet dat je de belasting moest weigeren te betalen of dat hij de tempel zou vernietigen. Met slimme tegenvraagjes pareerde hij hun verwijten, waarmee hij binnen de rabbijns-Joodse traditie bleef. Zijn boodschappen vertelde hij in gelijkenissen en midrasjim. In jip-en-janneke-taal en niet in de gewichtige babbelarij van de bovenlaag. Daarbij hanteerde hij rabbijnse methoden van een van de grote leraren van zijn tijd, Hillel, en scherpte hij de wet aan in de lijn van een andere grootheid uit de Joodse wereld van die dagen, Sjammai.
Tenslotte gaf hij de gevestigde geestelijkheid op bijna profetische wijze op haar falie. En er was een menigte mensen die dat geweldig vond. In een wereld waarin een wrede heerser als Pilatus en zelotische terroristen de spanningen bepaald niet verminderden. Alle reden om iemand, die de boel verder op springen kon zetten, uit de weg te ruimen in een politiek lynch-proces.
Ergens op de 12e of 13e Nissan vond dat proces plaats. In onze tijdsrekening is dat eind maart, begin april. De winter is dan net voorbij. De uiteindelijke beschuldiging van Kaiafas en zijn kliek is dat Jesjoea God lastert. Dat doet hij niet openlijk; hij zegt slechts dat ze vanaf nu de mensenzoon aan de rechterhand van God zullen zien zitten. Dit is een antwoord op de vraag of hij de Messias is, de zoon van God. Kaiafas trekt vervolgens de conclusie, dat hij God lastert en hij weet zijn omgeving daarvan te overtuigen.
De volgende ochtend wordt het allemaal nog even rechtsgeldig gemaakt in een samenkomst van de 71 leden van het Sanhedrin. De conclusie is dat hij aan Pilatus zal worden overgeleverd. En dit is een weloverwogen besluit. Zo ontlopen ze de woede van de mensenmenigte en erkennen ze de autoriteit van Pilatus, aan wie ze ook nog eens kunnen laten zien hoe ze omgaan met mensen die de orde verstoren en het Romeinse gezag niet erkennen.
Zijn leerlingen hebben dan inmiddels de benen genomen. Niet alleen vielen ze in slaap toen Jesjoea hen in de tuin van Getsemané hard nodig had, maar toen hij zich mee liet voeren door de bende van Kaiafas renden ze weg. Uit angst? Dat kan heel goed. Ze redden hun hachje waarschijnlijk. Niet moedig, wel menselijk. Als Jesjoea zo meteen terechtgesteld werd als blasfemische rebel, zouden ze herkend kunnen worden als mensen die hem gesteund hadden. Dat kon hun dood betekenen. De enige die in de buurt bleef was Kefas, beter bekend als Petrus.
Hij is een van de twee leerlingen die we apart moeten benoemen. Juda(s) is de andere. De man die zijn leraar verraadde met een kus. De kus is in mediterrane culturen een doodgewone zaak tussen mannen. Het kan een begroeting zijn, een liefdevolle uiting voor een vriend en ook een teken van respect voor een leraar. Juda(s) verraadde zijn meester met deze kus. Later kreeg hij berouw. Het vermoeden bestaat dat Juda(s) een zeloot was, maar veel bewijs is daarvoor niet. Zijn naam (Iskariot) zou er naar verwijzen, maar dat kan net zo goed een verwijzing zijn naar het dorp waar hij vandaan kwam. Mogelijk heeft Juda(s) diepe twijfel gekend. Aan het Messias-schap van zijn meester, aan het koninkrijk dat zou komen. Mogelijk werd hij aanvankelijk, in Galilea, gedreven door een diep geloof in de olam-ha-ba, en vertrouwde hij dat Jesjoea dat zou verwezenlijken.
Maar zijn meester begon ineens over zijn dood te praten, over dat het koninkrijk van God pas na zijn dood tot stand zou komen, dat hij ervoor moest sterven, maar dat hij zou opstaan uit de dood. Juda moet hebben ingezien, dat Jesjoea weinig kans maakte om te overleven in Jerusalem. Mogelijk bracht dat zijn geloof aan het wankelen, bewonderde hij de man uit Nazareth wel, maar zag hij niet langer de voorspelde Messias in hem. De daad van verraad is zeer verwerpelijk, maar misschien hoopte hij daarmee zelf de dood te ontlopen, die het gevolg kon zijn van Jesjoea’s veroordeling. Het ging hem niet om die 30 zilverlingen in elk geval. Er was een diepere oorzaak. Maar als hij geloofd had in het opstandingsverhaal van zijn leraar, had hij het natuurlijk nooit gedaan.'
Het boek 'De moed van Jesjoea' is overal verkrijgbaar. ~De flaptekst: ' We denken allemaal dat we Jezus van Nazareth kennen. Sommigen zijn er mee opgevoed, anderen kennen hem uit verhalen, uit schoolboeken, films, kunstgidsen of gewoonweg uit zelfstudies. Wat daarbij opvalt is dat de beeldvorming nogal verschilt. Maar wie was die Jezus van Nazareth nu echt? De vraag stellen is gemakkelijker dan hem beantwoorden. De historische, dus de ‘echte’ Jezus terugvinden is een enorme uitdaging, maar wel een hele interessante. De wereld is toe aan een fris en opgepoetst beeld van deze man, die zo’n enorme invloed op de wereldgeschiedenis heeft uitgeoefend.'
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro