De organisatietrainer en zijn hindernissen (18)

Deel 18 van het feuilleton over trainer Job Steenstra, met wie het al niet lekker ging, maar die nu ook nog lam wordt gelegd door een hartritmestoornis. En wie neemt de trainer over? Precies, zijn collega Ada, met wie hij eigenlijk klaar is. Maar met die hartritmestoornis gaat het niet meer lukken haar buitenspel te zetten. En dan is er ook nog die doodvermoeiende deelnemer Agnes de Goede...

Dit feuilleton is onlangs in boekvorm verschenen. Ook is er een e-book van. Dus als je niet kan wachten tot de laatste aflevering in de winter van 2025, dan kan je dit boek alvast kopen. Behalve veel humor en herkenning bevat het boek ook veel trainings-weetjes, -werkvormen en -methodes, dus onderweg leer je ook nog van alles. Ook over wat dat met trainers doet. 

Linken:

https://www.managementboek.nl/boek/9789403761107/de-gedragstrainer-bert-overbeek

https://www.managementboek.nl/boek/9789403760803/de-gedragstrainer-bert-overbeek

Ada nam plaats op de trainersstoel, Job probeerde met een bleek gezicht de situatie te accepteren en de groep nam plaats om de introductie van Agnes te horen. Ze was net niet naar buiten gegaan met de rest. Ook verder besteedde ze geen aandacht aan de commotie rond en de gezondheidstoestand van Job. Ze was hier om te leren. En haar vader had hartritmestoornissen gehad. Vervelend, hoor, maar ongevaarlijk. Dus waarom zouden ze er te lang bij stil staan?

‘Agnes, zou jij iets over jezelf willen vertellen?’ vroeg Ada,

‘Ja, maar ik hou het kort. Zoals de groep al weet ben ik Agnes de Goede.’

Ze zat precies zoals ze tot nu steeds had gezeten in haar comfortbroek en effen beige trui met opstaande kraag. Handen op de leuningen van de stoel, voeten keurig naast elkaar. Haar wakkere en indringende blauwe ogen voorkwamen dat ze als een fletse muis oogde; een gevaar dat haar bedreigde door haar korte grijs-donkere krulkapsel, dat mensen vroeger permanent noemden. 

‘Ik werk voor een gemeente in Zeeland. Op Walcheren, maar dat zegt jullie als niet-Zeeuwen toch niets. Gelukkig ben ik zelf geen Zeeuw, want dan zou ik hier misschien zelfs niet zitten.’

‘Hoezo?’ vroeg Ada.

‘Ben je ooit in Zeeland geweest?’

‘Niet zo vaak.’

‘Zeeuwen zijn eigenheimers, net als hun aardappelen die ze ook bij voorkeur op de eilanden kopen. Het liefst op hun eigen gebied van het eiland, want kom je van Walcheren, dan kijk je achterdochtig naar Bevelanders of bewoners van Schouwen-Duiveland. Je komt het eiland niet af.’

Antoon grijnsde.

‘Pure onzin’ zei hij ‘Zeeuwen bevaren al eeuwen de wereldzeeën.’

‘Jou kunnen we niet serieus nemen over Zeeland, dat heb ik je al eerder gezegd. Jij bent een Zeeuw en zoals alle Zeeuwen chauvinistisch. Maar goed, ik stop erover, om te voorkomen dat ook deze introductie weer nodeloos veel tijd kost, wat heel goed mogelijk is in deze groep. Ik ben trouwens manager van een gemeentelijk bedrijfsbureau op Walcheren.’

Ada knikte en bleef even naar Agnes kijken.

‘Goed, Agnes’ zei ze, terwijl ze bleef knikken ‘En waar wil je vandaag aan werken? Wat wil je meenemen aan het einde van de dag?’

‘Dat kan ik zonder omwegen zeggen. Ik ben nogal direct en soms bot. Dat moet eruit, hoe dan ook. Drie van de acht leden van mijn team zitten thuis. Twee geven aan dat dat door mij komt.’

‘Oei, dat is niet zo mooi’

‘Och, ik lig er niet echt wakker van. Ik heb ze misschien wat te ferm toegesproken toen ze weerstand bleven vertonen bij een verandering. Geen probleem toch? Die ambtenaarsmentaliteit moet eruit. Maar goed, het zijn vriendinnen. Ze hebben zich tegelijkertijd ziek gemeld. Ik heb gezegd tegen mijn manager dat het een strategie is. Hij volgde me wel, maar er is ook nog zoiets als Human Resource Management in bedrijven. Nou, die vinden dus dat ik dat niet zomaar kan zeggen. Ook ambtenaren dus.’

Ada knikte weer, opnieuw zonder enige emotie. Meer stimulerend om door te vertellen. Ondertussen voelde Job dat zijn ritmestoornis nog volop aanwezig was, in tegenstelling tot een aantal deelnemers. Meestal werd de hartslag na enige tijd wat lager, maar hij was gewoon te gestrest. De situatie beviel hem helemaal niet. Hij wond zich op over de paradijsvogel, over Lies Hilde en over de hele ochtend. En opwinding was het laatste dat hielp bij een ritmestoornis, al helemaal niet als je de avond ervoor teveel wijn had gedronken.

Zoals in ieder conferentieoord waren ze ook hier royaal met water, vooral als je het voor je medicijn nodig had. In café’s die altijd mineraalwater wilden verkopen als je om een glas water vroeg, werkte dat goed. Hij pakte een glas en nam een sotalol betablokker, die hij altijd in zijn zak had zitten voor het geval dat hij een ritmestoornis kreeg. Wanneer je er een had, hielp ze om het hart rustiger te krijgen. Maar het idee dat onder deze omstandigheden een televisieploeg zou verschijnen maakte hem niet bepaald rustiger.

En hij had het zo mooi bedacht. Eerst de deelnemers voor zich winnen in een training ‘verbale incontinentie’. Dat zou lachen worden. En lachen verbond mensen. Wanneer die verbinding tot stand was gekomen, kon hij een deal sluiten met de deelnemers. Hij zou ze uitleggen wat ze moesten zeggen over hem en over De Reis. Hij wist dat het land zou smullen van de verhalen.

Deelnemers klaagden over slechte communicatie; over het feit dat hen beloofd was dat de opleiding dicht bij hun woonplaats zou zijn (wat niet zo was); over de parkeerkosten, de bereikbaarheid, over het online platform waarop alles te vinden zou zijn wat van belang was (wat niet zo was); over dat De Reis in de pers steeds werd verweten dat hun masters geen masters waren; en dat het verschil tussen de trainers groot was.

Dat moest allemaal in de film komen.

Een van de deelnemers zou moeten zeggen dat hij van andere trainers (niet van Job) had gehoord dat ze zo slecht verdienden, geen reiskosten vergoed kregen en geclassificeerd werden op basis van evaluaties. Als die niet boven de 8 uitkwamen, kregen ze minder trainingen. Dit hele systeem, dat kwaliteit pretendeerde te waarborgen, werd door trainers ervaren als een middel om duidelijk te maken dat de macht en het monopolie bij De Reis zat.

‘We zitten als hazen in de stropersklem’ had een collega gezegd, maar dat vond Job te ver gaan.

De training ‘Verbale incontinentie’ moest hij laten vallen. Dat paste door het verloop van de ochtend totaal niet meer. Jammer, want hij had het goed voorbereid. Er zaten leuke werkvormen in. Een oefening waarbij iemand over een lastige situatie moest vertellen, maar zó, dat er geen touw aan vast te knopen was.

‘Technieken die je kan toepassen’ zou hij zeggen ‘zijn: lang doorgaan op zijwegen van het verhaal, details die er niet toe doen uitgebreid vertellen en proberen de ontknoping van het verhaal zo lang mogelijk uit te stellen, zodat de ander totaal de weg kwijt is.’

Verderop in de training zou hij iets dergelijks laten doen door de luisteraar.

‘Onderbreek de verteller voortdurend. Ga in op details die er eigenlijk niet toe doen. Dwaal af met je ogen. Gaap af en toe opzichtig. Neem het verhaal over door er een element van het verhaal uit te lichten en daarover een eigen verhaal te vertellen.’

Het zou leuk zijn geweest om deze training, die al tientallen jaren door zijn hoofd spookte, ook daadwerkelijk eens te geven, maar je kon niet alles hebben.

 

Hij moest de filmploeg maar afzeggen. Hij appte naar Ruben ‘Ben je daar?, maar kreeg geen antwoord. Aan het vinkje zag hij dat het niet gelezen werd. Altijd hetzelfde met die creatievelingen. Nooit bereikbaar, alleen wanneer het hen zelf uitkwam.

‘Lijkt me best moeilijk, Agnes,’ hoorde hij de zalvende stem van de paradijsvogel ‘om in zo’n ambtelijke organisatie te werken als je een hands on mentaliteit hebt. Want die heb je, geloof ik, he?’

Voor het eerst die ochtend ontspande het gezicht van Agnes, al werd het niet zacht.

‘Wat fijn dat je dat begrijpt,’ zei ze pinnig ‘Ja, ik wil altijd sneller dan de rest. Ik loop, zoals dat heet, op de troepen vooruit. Maar als ze me daarin remmen, dan verandert er nooit wat.’

Job kende dat, die deelnemers die ‘op de troepen vooruitliepen’. Dat klonk alsof ze slimmer waren dan hun omgeving, maar in wezen waren ze niet in staat om hun teams ook maar een stap verder te brengen. Ze liepen niet vooruit, ze begrepen simpelweg niet waarom anderen niet gewoon deden wat ze zeiden. Oftewel: ze begrepen niets van de menselijke behoefte aan autonomie en respect en dachten dat ze als een vader of moeder opdrachten moesten geven. Ze liepen niet vooruit op de troepen, ze waren er gewoon helemaal niet mee verbonden.

Agnes dacht nog even na.

‘Zonder mij zou er denk ik niets veranderen.’

‘Agnes is een en al bescheidenheid’ lachte Toon.

‘Zo hebben ze me wel opgevoed’ antwoordde Agnes ‘Maar ik heb het overwonnen. Bescheidenheid is hypocriet. Weet je wat een Zeeuw laatst tegen me zei? Ze denken dat Zeeuwen bescheiden zijn, maar dat komt omdat ze niet alles zeggen. Ze zijn juist eigenwijs.’

‘Toch niet allemaal?’ zei Jolanda ‘Toch niet alle Zeeuwen?’

‘Agnes in elk geval wel,’ grijnsde Toon

Job voelde zijn hart weer meer tekeer gaan, kon zich niet meer op het gesprek concentreren en checkte nog even op zijn telefoon of de televisie had gereageerd. Nee, nog steeds geen blauw vinkje. Hij besloot in de situatie te berusten en viel kort daarna in slaap.

 

Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen

Probeer het Pro-abonnement een maand gratis

En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.

Word een PRO