De organisatietrainer en zijn hindernissen (16)

Job opende de deur en zei tegen de deelnemers dat ze konden binnenkomen. Ada zat intussen weer op haar plaats. 'Je mag blijven’ had hij gezegd ‘Als het aan mij had gelegen niet. Kennelijk heb je op het hoofdkantoor een paar beschermengelen, die in je truckjes zijn getrapt. Maar besef dat je allang weg was geweest als zij er niet waren.’

Deel 16 van het feuilleton. Het wordt er allemaal niet beter op voor onze gedragstrainer Job Steenstra. Hij krijgt maar geen vat op de co-trainster, die veel minder meewerkt dan ze lijkt uit te stralen. Wat is nu precies haar dubbele agenda? Er zal natuurlijk nog veel meer gebeuren tussen Job en haar in de komende maanden.

Wie de werkelijk zinderende plot niet kan afwachten kan het boek 'De gedragstrainer' kopen, als book en e-book!

https://www.managementboek.nl/boek/9789403761107/de-gedragstrainer-bert-overbeek

https://www.managementsite.nl/jonge-bazen/hilarisch-verhaal-over-de-gedragstrainer-nu-uit-in-e-book-vorm

'Ze was hier met een missie naar toe gestuurd en die voerde ze perfect uit. Ze vond met name zijn opvliegendheid en achterdocht kenmerken van overmatig alcoholgebruik. Dat kende ze maar al te goed uit de jaren dat ze voor de Jellinek kliniek had gewerkt. Ze was er niet zeker van, maar ze vermoedde dat Job inderdaad een ‘dingetje’ met alcohol kon hebben. En als zij ‘dingetje’ dacht, dan was het vaak een ‘ding’.

‘Mag ik je wel vragen om die samenzweerderige mimiek voor je te houden?’

‘Ik heb geen idee waar je het over hebt, maar ik zal me nòg minder laten gelden dan voor deze break.’

Hij liep hoofdschuddend naar de deur, opende deze en zei de deelnemers dat ze weer konden binnenkomen. Die peilden bij hun binnenkomst onmiddellijk aan de houding en de gezichtsuitdrukkingen wat er gaande was. Dat er iets mis was tussen de trainers, dat stond buiten kijf, maar wat nu precies het probleem was, was hen niet duidelijk.

‘Ga zitten’ zei Job rustig ‘We gaan gewoon verder met voorstellen. Ada en ik moesten even iets afstemmen en dat hebben we gedaan.’

Ada’s blik was gericht op de beamer. Iedere deelnemer kon zien dat ze geen contact meer maakte en dat viel natuurlijk op.

‘Fijn gesprek gehad?’ vroeg Hubert-Jan maar op een blik van verstandhouding van Lies-Hilde na kwam er geen reactie.

‘Waar waren we gebleven?’   

‘Bij mij’ zei de vrouw die Agnes heette en die met haar verhaal wilde beginnen. Lies-Hilde stond echter op, pakte haar tas in en nog voordat Agnes een woord kon zeggen, maakte Lies-Hilde haar statement.

‘Ik wil even iets zeggen’

Terwijl ze het woord had, keek ze in het rond naar de andere deelnemers en vermeed oogcontact met Job.

‘Ik stop ermee. Ik voel me niet veilig bij deze trainer. Om iets te leren moet er een vertrouwensband zijn tussen de trainer en zijn deelnemers, en die voel ik hier helemaal niet. Ik heb geleerd om te luisteren naar mijn buikgevoel en dat vertelt me dat ik nu moet gaan.’

Het bericht was als de oerknal, die naar men beweert totaal geen geluid maakte. Ook hier knalde er een stilte door de ruimte. Dit moest je nu net niet hebben. Het gedrag van deze dramaturge kon zomaar overslaan op de rest van de groep. Allemaal niet wenselijk met het oog op de cameraploeg die straks zou verschijnen.

Job voelde weer dat het menselijk brein een flitsbrein is. Razendsnel, in minder dan een seconde, doorliep het de methodes die bruikbaar waren in zo’n situatie. Iedereen die in een bepaalde werksituatie snel moet handelen, kent het tempo waarin zijn brein situaties doorrekent en beslissingen neemt.

Welke methode moest hij nu toepassen? Hij had een paar opties. De ik-boodschap bijvoorbeeld, waarin hij in een duidelijke zin zou zeggen welk gevoel haar actie bij hem opriep.

‘Ik schrik hiervan.’

Maar dat zou Lies-Hilde ongetwijfeld koud laten. Andere optie dus.

‘Ik vind het vervelend dat ik je geen veiligheid lijk te kunnen bieden.’

En dit dan vervolgen met een vraag?

‘Wat kan ik doen om meer veiligheid in ons contact te scheppen?’

Nee. Dat paste niet bij hem. Had hij nooit van gehouden, van dat kunstmatige, van die op effectbejag gerichte verwijzingen naar je eigen kwetsbaarheid. Bovendien: wat zei het eigenlijk, dat jij het ‘vervelend’ vond dat een ander zich niet veilig voelde? Wat moest iemand daarop zeggen?

‘Goh wat vervelend voor jou dat je het vervelend vindt.’

En hoezo zou je er als trainer wat aan moeten doen om de veiligheid van een ander te vergroten? Veiligheid, wist Job, was een diepgewortelde behoefte. Zat in de oudste, vaak geautomatiseerde (dus onbewuste) delen van onze hersenen. Dat kon soms maar moeilijk aangestuurd worden door de prefrontale cortex, die veel later gekomen was in de evolutie van het zoogdier, dat zich van een spitsmuis-achtig formaat tot mens had ontwikkeld.

En daarbij was hij niet verantwoordelijk voor onveilige hechtingen, narcistische opvoedingspatronen en de daaruit voortvloeiende aandacht-tekorten en -verslavingen. Hij had bij deze Lies-Hilde opgemerkt dat ze zich voortdurend verbaal en non-verbaal liet gelden. Dit had hij zoveel mogelijk genegeerd, ook al omdat ze steun zocht bij Hubert-Jan en Ada en in verzet ging tegen hem.

Dit was net zoiets als manager zijn en je dan verantwoordelijk voelen voor de motivatie van je medewerkers. Erger nog: niet alleen voor de motivatie, maar ook nog voor de intrinsieke motivatie van je medewerkers. Alsof ze daar zelf geen verantwoordelijkheid voor droegen. ‘Kom maar met flinke tegenzin naar je werk, dan zorgen wij wel voor je motivatie. En meer dan dat: wij zullen er ook nog voor zorgen dat je intrinsiek gemotiveerd bent. Van binnenuit. Weliswaar hebben wij bedacht wat je moet doen en hoe je dat moet doen, maar het moet iets van jou worden en daar zorgen we wel voor.’

Gelul natuurlijk. Iets dat van jou was, kon nooit iets van een ander worden. Zeker niet tegenwoordig in tijden van de sociale media, waarin mensen afhaakten als dingen te moeilijk werden of te lang duurden en niet pasten bij de dingen die algoritmes voor hen selecteerden. Alleen voor hen.

Was het zo dat de opties op waren? Hij kon altijd nog directief en confronterend worden. Dat zou het beste passen bij zijn gevoelens van irritatie aan Lies Hilde. Hij wist zeker dat ze geen persoonlijke klik hadden. Misschien waren ze elkaars allergie wel. Het zou hem niet verbazen als dit zo was. Maar dan moest je juist oppassen met de confrontatie. Normaliter kon je dat wel doen, maar nu straks de televisieploeg zou komen, was dat gewoon geen goed idee. Je kon iedereen tegen je innemen. In een wereld die zo werd beheerst door fake news, framing en polarisatie zouden ze je zelfs kunnen bedreigen.

En er was ook nog de thema-gecentreerde interactie. Een term van net na de oorlog. Een kampoverlevende, Ruth Cohn, had de methode bedacht. Zij had zich erin verdiept hoe het kon dat nazi’s aan één kant van Bach konden houden, en aan de andere kant een massamoord op 6 miljoen mensen konden plegen. Dat moest zitten in de manier waarop de scholen mensen opleidden. En dat ontdekte ze ook. Dat er teveel aandacht was voor de ratio en te weinig voor de emotie. En dat dat leidde tot verwrongen leerlingen die tienen scoorden, maar die totaal geen empathie hadden.

TGI was de afkorting van haar methode en hij was misschien bruikbaar, nu een deelnemer door emotie overmand de training niet meer kon volgen. Het was zeker een optie. Maar dan moest Lies-Hilde Job accepteren als katalysator van haar gevoel en dat kon alleen als ze hem als een veilige leider zag maar zo zag ze hem niet. Integendeel. Hij was zelf de oorzaak van haar besluit.

‘Wacht even’ zei hij tegen de groep en hij wilde de ruimte uit lopen.

‘Mooie boel’ hoorde hij Agnes nog zeggen ‘We zitten hier nu toch al een hele tijd en we hebben nog niet eens de introductieronde achter de rug. Ik wil hier iets leren, verdikkie.’

Job draaide zich om.

‘Denk niet dat je hier niets van leert’ liet hij zich nogal streng ontvallen ‘Er gebeurt hier nu van alles’.

Hij beende vervolgens de ruimte uit en gaf Agnes de gelegenheid om een lelijk gezicht te trekken naar Sangeeta, die wel naar Agnes keek maar geen sjoeche gaf.

Hij liep naar buiten, keek de Learning Lane af, van links naar rechts. Droevig was het beeld van de houten tafels in de regen, waaraan deelnemers op zonnige dagen hun gezamenlijke opdrachten deden en blij werden van de o zo populaire uitwisseling van werkervaringen. Hij zag Lies Hilde er langs lopen, in de richting van de modderige parkeerplaats.

‘Lies-Hilde, wacht even!’ hoorde hij zichzelf roepen. Hij had nog geen idee wat hij zou zeggen. Ze liep door en keek niet achterom. Hij probeerde te rennen, maar dat ging niet zo goed. Hij had zijn leven lang hardgelopen en daardoor was zijn rechterknie weerspannig geworden. Alsof zijn onderbeen elk moment uit zijn knie kon schieten en ongecontroleerd heen en weer zou flapperen. In een zo hoog mogelijk tempo maar als een aangeschoten haas bewoog hij naar haar toe en hij haalde haar tenslotte in.

De regen voelde koud aan op zijn rimpelige voorhoofd. Zijn hoofd was de enige plek op zijn lichaam, zei hij wel eens, waar geen haar groeide. In ruil daarvoor begon het haar de laatste jaren overal te groeien. Op zijn armen, zijn schouders en zijn rug. Soms checkte hij de haargroei en hij vroeg zich af of chimpansees dat ook deden.  Per slot van rekening, wist hij, is ons DNA voor 99% verwant aan deze aap.

‘Wacht nou even’ verzuchtte hij.

Ze draaide zich in één ruk om. Ze stonden op zo’n meter afstand van elkaar, net buiten elkaars territorium. Met zijn hand streek hij over zijn hoofd, alsof daar nog haar te schikken was en hoewel hij maturity probeerde uit te stralen, zag het er allemaal vrij onhandig uit. Een volwassen versie van een jongetje dat op de rand van een zwembad het water niet in durft.

‘Wat moet je?’

De vraag klonk als ‘laat me met rust’.

‘Waarom doe je zo?’ vroeg hij, ineens buiten adem.

‘Waarom doe ik hoe?’

‘Zo lullig’

‘Ik doe niet lullig. Jij doet lullig.’

‘Jij doet ook lullig. We kennen elkaar niet, maar vanaf het moment dat we elkaar zagen, doe je alsof ik een of andere foute figuur ben.’

‘Ik moet jouw soort niet’ zei ze ‘Altijd weer denk je, als je naar zo’n cursus gaat, dat er iets verandert, maar altijd weer staat er zo’n belegen witte man voor de groep, die mensen gaat vertellen hoe het leven in elkaar zit en wat we moeten doen. Ik hoor mijn leven lang al witte belegen mannen praten en het ergert me al decennia. En dan die trainersarrogantie? Moet je kijken hoe je Hubert Jan en Ada behandelt.’

Wat voelde hij? Was het zijn maag? Volgende keer eerder opstaan en toch maar even een sandwich nemen. Of nee, het was zijn maag niet. Want als het zijn maag was, werd hij niet kortademig. Eigenlijk wist hij heel goed wat het was.

‘Lies, luister. Ik kan er niets aan doen dat jij een issue hebt met blanke mannen van mijn leeftijd…’

Witte mannen. Jullie zijn geen blanke mannen maar witte mannen. Eigenlijk roze mannen. Als jullie tenminste in de zon gezeten hebben. Hoewel jullie dan ook rood kunnen zijn. Als kreeften.’  

‘Ook goed. Allemaal goed.’

Toen voelde hij hoe zijn machteloosheid zich met kracht vulde en in de aanval ging.

‘Maar luister nou verdomme eens…’

Ze ging in een strijdbare houding staan, de benen iets uit elkaar en de armen in de zij.

‘Nou, vertel op. Wat? Wat moet je?’

Hij zuchtte opnieuw.

(wordt vervolgd)

 

 

Krijg toegang tot alle toepasbare kennis en gedeelde ervaringen met een Pro-abonnement

Upgrade nu voor €200,— 

Managementsite, kritisch, wars van hypes, interactief en altijd op zoek naar wat wél werkt.

Word een PRO