Vorige week ging een collega met pensioen. Hij en ik delen een lichte afkeer van bureaucratie, regeltjes en ruifetertjes. Hij en ik vinden dat je het werk moet laten doen door mensen die dat het beste kunnen. Zo staat dat ook in elk goed boek over ‘organiseren’. Die oud-collega wist altijd slim om de administratieve lasten heen te laveren... en ik niet.
Bij zijn afscheid sprak hij over de ‘nieuwe griep’ in organisaties. Indirect werk wordt steeds meer naar de werkvloer geduwd. Een feest der herkenning. Ook ik krijg steeds meer werk op mijn bordjes waarvoor we vroeger ondersteuning kregen van bekwame mensen, voor wie dat een dagtaak was.
Nu moet je je eigen projecturen in het ERP-systeem invoeren, je moet je eigen planning elke week updaten in uiteraard, weer een ander systeem, kilometers d...
Los daarvan leg je nu de essentie neer van de komende pensioengolf van de Baby Boomers. Met de wijzigingen in het AOW stelsel, weten zij niet hoe snel dat ze weg moeten(!). De collegae blijven dan achter met de gevolgen & voor mening werkgever is het devies dan vooral MOETEN.
Tja, het MOETEN wel mooie tijden worden, de komende jaren, voor zowel werkgevers & als werknemers. ;-)
Tja, hopelijk werkt het zo, In een slecht geval kaart je je mindere motivatie aan, en denkt je werkgever: "voor jou een ander". AI! Het gaat in dit soort kwesties altijd om MACHT. En die heb je niet zo in die door jou beschreven situatie. Gelijk ben je niet, dus slik je alles maar.
Geen flauw idee wat je daar mee bedoelt, dus dat hoef ik ook niet te doen.
"Positief is dat de auteur met de tekst een zeer herkenbare irritatie beschrijft, positief is ook de schrijftrant die lekker weg leest en waarmee de auteur de lezer mee krijgt. Maar waarmee gaat de lezer eigenlijk mee? De auteur wil terug naar de goede oude tijd waar hij zijn werk kan doen en weer verzorgd wordt door andere deskundigen die deskundig zijn in het verzorgen van de professional die hij is. Blijkbaar heeft de manager een streep door zijn rekening gehaald en moet de professional zich nu zelf verzorgen en wordt hij bij zijn werk gestoord door de bureaucratie. Bij zijn poging de lezer mee te nemen naar de goede oude tijd wordt het voorbeeld van de staart die het functioneren van de tanden niet mag hinderen aangehaald. Ik vraag mij echter af of met het streven van de auteur om weer verzorgd te worden door deskundigen hij niet eerder een enorme staart achter zijn eigen deskundige tanden zal gaan creeren.
De auteur geeft al aan dat zijn oude collega in staat was de bureaucratie te omzeilen en dat hij dat niet kan. Het is wellicht voor zowel de organisatie, de manager als de auteur zelf het beste als hij probeert de kwaliteiten van zijn oud collega aan te leren. Ook ik werk in een logge bureaucratische organisatie en herken de beschreven irritaties. Ik wil echter vermijden te verlangen naar de goede oude tijd, wellicht komt dat doordat ik te jong ben om de echte goede oude tijd meegemaakt te hebben! Ik ben het inhoudelijk dus niet eens met de stelling van de auteur van deze column, maar dat is nog geen argument om de column op zich zelf niet goed te vinden. De kern van mijn kritische opstelling is echter dat de consequentie van de boodschap van de column niet duidelijk wordt en dat de argumentatie in de column niet consistent is.
Het lijkt mij prima dit soort van persoonlijke getuigenissen op te nemen in TBV."
En ik ben plaatsvervangend hoofdredacteur van dit tijdschrift. De vraag luidt: "Beste mijnheer Ploos van Amstel, mogen wij deze zeer prikkelende column plaatsen in het Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde?"