Het dominante managementdenken

De onderwijspraktijk

Ik laat u een werkoverleg meemaken tussen een onderwijsmanager en een hogeschooldocent. De laatste stelt dat hij zijn werk niet goed kan doen. Hij deelt zijn werkruimte van 7 x 4 meter met drie collega’s. Er staan vier bureaus met vier PC’s en vier telefoons. Bovendien heeft de werkruimte de functie gekregen van flexibele werkplekken want naast de vijf vaste docenten proberen ook uurdocenten, binnenvallende collega’s van andere opleidingen en rondreizende managers een ‘flex’ te scoren. Spontaan overleg met collega’s of studenten kan natuurlijk niet in deze ruimte (wat om de have...
M Vroom
De analyse van dhr Toonen vind ik te beperkt.

Hij baseert zijn uitspraken op de assumptie dat hij met de geobjectiveerde aanpak van Rawls heeft aangetoond dat de managementaanpak niet werkt in het onderwijs. De 2 voorbeelden die hij noemt zijn echter snel onderuit te halen:
een werkkamer van die omvang voor meerdere collega's is geen luxe, maar heb je meer nodig om je vak uit te oefenen? Het is heel belangrijk om kennis en ervaring te delen met collega's, en weegt dat niet op tegen een beperkt gevoel van privacy ?
Er zijn ruimtes voor individueel onderhoud met studenten, en als je goed plant (wat vaak een tekortkoming is van docenten) dan heb je bijna altijd een ruimte tot je beschikking.
Waarom moet de docent nog uitleg geven bij het tentamen als hij daarvoor 10 lessen heeft gegegeven aan studenten waarin meer dan voldoende gelegenheid is geweest voor vragen.

In het bedrijfsleven (dat waarvoor opgeleid wordt) is die gelegenheid er ook niet. Externe surveillanten borgen juist dat studenten zich goed moeten "voorbereiden"op hun tentamen. Tijdens het kritike moment moet een student er klaar voor zijn en niet om hulp gaan vragen aan zijn docent, zo werkt dat ook niet in "het harde bedrijfsleven"

Kwalitatief goed onderwijs gaat om studenten. Studenten die voorbereid moeten worden op het echte leven. De kwaliteit van het onderwijs wordt volgens de dhr Toonen bepaald door de volgende onderdelen:
- de rol en kwaliteit van docenten
- de kwaliteit van de onderwijsinhoud
- de kwaliteit van de onderwijsorganisatie en –management
- de fysieke, facilitaire en infrastructurele randvoorwaarden van het onderwijs: de kwaliteit van de leeromgeving en de kennisomgeving
- de kwaliteit en rol van (mede)studenten

Als je de kwaliteit van docenten bepaald met behulp van een objectief beoordelingsinstrument dan zie je dat docenten over het algemeen slecht scoren op juist die competenties waar managers goed in zijn, namelijk managen. Als een docent goed is dan is hij ook goed in managen. Probleem is dat die docent dan vaak een managersrol krijgt toebedeeld. En als die nieuwbakken manager dan dezelfde talenten zoekt bij zijn collega docenten dan krijgt hij te horen dat hij manager is geworden en dus niet meer voor de belangen van de student of de docenten staat. In ieder geval volgens de redenering van dhr Toonen.

Ander kant van het verhaal is dat een goede docent niet altijd een goede manager maakt. En laat het op scholen nou bijna altijd ex-docenten zijn die manager worden.

De fysieke leeromgeving is tegenwoordig zoveel beter toegerust voor het onderwijs van tegenwoordig dan vroeger dat dit echt geen belemmering is voor het onderwijs, eerder voor het management. Want hoe kan je nog iemand vinden tussen al die individuele overleghokjes in de moderne onderwijscentra?

Onderwijs-inhoud staat hier niet ter discussie dus daar ga ik niet op in.

De kwaliteit van de leerlingen daarentegen wel. Omdat de samenleving de afgelopen eeuw veel individueler en vrijer is geworden, is de opvoedkundige taak van de docent de afgelopen jaren veel groter geworden. Studenten moeten in de schoolbanken nog worden opgevoed. Ze moeten leren samenwerken, verantwoordelijkheid te nemen voor het resultaat van hun acties en zelf acties te ondernemen teneinde hun eigen competenties te ontwikkelen. Scholen moeten studenten een heldere structuur bieden die zelfredzaamheid promoot (en dat betekent dus niet een uitleg vragen van een docent bij een tentamen, maar juist daarvoor tijdens de lessen.)

Om studenten dan in een kleine 4 jaar klaar te stomen voor de grauwe realiteit van de arbeid, zonder een dergelijke harde, misschien wel management-achtige structuur, is bijna een onmogelijke taak.

Zonder dominant managementdenken is er straks trouwens geen onafhankelijk onderwijs meer, maar alleen zwaar gesponsorde particuliere trainingsinstituten die een subjectief beeld van de samenleving ten toon spreiden.


J Drost
Sjaak Toonen maakt een paar belangrijke denkfouten in zijn notitie. Competentiegericht onderwijs heeft in belangrijke mate iets van vraagsturing in zich. Toonen stelt in zijn artikel de docent centraal, waarbij de docent in belangrijke mate zou bijdragen aan het primaire proces. Volgens ons bestaat het primaire proces in het onderwijs niet uit lesgeven, onderwijzen enzovoorts maar betreft het het leerproces van de leerling of student.

Van belang hierbij is dat de (onderwijslogistieke)processen (inclusief onderwijsaanbod) rondom de leerling/student wordt georganiseerd. En stel hiermee student (echt) centraal en niet docent, het aanbod of de onderwijsinstelling. Leer kijken vanuit het perspectief van de student, waarbij (life long learning) de onderwijsinstelling voor de leerling/student passant is en niet andersom.

Een ander punt betreft zijn kijk op professionals. Professionals worden pas productief in een professionele organisatie. Dit bereik je niet met "management en managers" maar met leiderschap. Voor onderwijsinstellingen is het van belang hierop te focussen en in te investeren. In een professionele (onderwijs)organisatie zijn docenten in staat elkaars werk over te nemen, zijn gedeelde afspraken over het gebruik van ondersteunende middelen als pap's, pop's, eld's, etc. Uitwisselbaarheid is hier een belangrijk goed.

Goed ter zake deskundig management is nodig bij het aansturen van meer bedrijfsachtigeprocessen zoals administratie, roosteren, enz. Als deze processen efficient en doelmatig zijn ingericht en er gediciplineerd mee wordt gewerkt kan veel geld bespraard worden. Competentie- en vraaggericht onderwijs is kostbaar. Besparingen aan deze kant komen dan ten goede aan het faciliteren van het leerproces van de leerling of student.

Tenslotte ziet de auteur de leerling/student als klant. Wij vinden dit een lastig punt. Volgens ons is de samenleving de klant van de onderwijsinstelling. Immers wij brengen met elkaar als samenleving de kosten voor het grootste deel bijeen. Ook bepaalt de samenleving in grote mate aan welk type onderwijs (soorten opleidingen) behoefte is. De leerling/student als klant zien werkt consumentisme in de hand.

Johan Drost MMO
Noorda & Drost Advies
Floris Koot
Mooi stuk tekst. In de tekst voel je dat veel managers teveel de organisatiebelangen en (veel) te weinig docenten en of klant belangen laten preferen. Bizar. Het kan een medewerker, in welke organisatie dan ook, al zo veel goed doen, als zijn leidinggevende een keer opstaat tegen de organisatie om zijn mensen te beschermen of nog beter hen helpt hun volle potentieel te benutten. Een potentieel dat, bijna elke docent weet, niet alleen in cijfers, maar ook in echt contact met en kennen van je klanten tot uitdrukking komt. Rawls is wel een hele lange omweg om iets eenvoudigs als de synthese tussen menselijkheid en organisatiedoel te laten samenvallen. Een leuke goedgeplaatste grap kan dat soms net zo duidelijk maken.
"Manager, het spreekhok zit vol." "Dan wacht je toch even, het wordt maar 10% van de tijd gebruikt." "Door negen docenten die hun lesuren erop hebben zitten tegelijk ." "Tja, dan moet u bij de roostercommissie zijn." "Kan het niet even in uw kantoor?" "Ben jij gek, en 'dat tuig' zeker aan mijn spullen zitten." :-(
iris
laatste opmerking: " is er straks geen onafhankelijk onderwijs meer".
Die tijd zijn we al voorbij.....