De Mythe van de Laatste Minuut
Valt de ‘laatste minuut’ te ontmythologiseren? Of is de bij voetballiefhebbers universeel levende gedachte valide? Hebben fans overal ter wereld het gewoon bij het rechte eind door te stellen dat Duitsers vaker scoren in de laatste minuut? In mijn zoektocht naar een antwoord heb ik gebruik gemaakt van reeds bestaande informatie als van zelfstandig uitgevoerd onderzoek. Mijn betoog begint met gebruikmaking van gegevens uit het boek ‘De bal is niet rond’ van Frank van Kolfschooten. In het hoofdstuk ‘Doelpuntenkwartier’ vergelijkt Van Kolfschooten de doelpuntenstroom tussen de Duitse, Nederlandse, Engelse en Schotse competities alsmede die tijdens het wereldkampioenschap voetbal 1990 en interlands van ‘Oranje’ over een periode van liefst vierentwintig jaar. Ik vervolg mijn betoog daarna met gebruikmaking van een zelfstandig uitgevoerd onderzoek naar interlands van Oranje en van de ‘Mannschaft’ over een periode van 1983 tot heden. Ik heb daartoe voor alle interlands die in deze periode door beide landen zijn gespeeld onderzocht of in de 90e minuut een doelpunt gescoord werd. Daarna heb ik deze cijfers met elkaar vergeleken. Ik heb ook onderzocht of in de laatste vijf (85e tot 89e minuut) of de laatste tien minuten (80e tot en met 84e minuut) een doelpunt werd gescoord. Dit biedt meer informatie over de conditionele kracht van teams in de laatste fase van een wedstrijd.
Het Duits kwartiertje
In de jaren dertig doet in het voetbal plots het ‘Hollands’ of ‘krankzinnig’ kwartiertje zijn entree. Het Nederlands elftal heeft in enkele wedstrijden binnen een kwartier drie of meer doelpunten gemaakt en het ‘Hollands Kwartiertje’ is geboren. De Nederlandse ‘Godfather’ aller sportjournalisten Joris van den Bergh besteedt in zijn boek ‘De mysterieuze krachten van de sport’ aandacht aan dit fenomeen, waardoor een mythe wordt geboren. In zijn woorden is het Holland kwartiertje ‘het meest verheven moment van de werking der mysterieuze krachten’.
Het verdelen van een wedstrijd in zes kwartieren om te bestuderen of er verschillen zijn in de scoringsdrift van spelers is sindsdien ook in internationaal perspectief een gebruikelijke methode geworden. Dit blijkt ook uit de internationale gegevens waar wetenschapsjournalist Frank van Kolfschooten gebruik van maakt in zijn boek ‘De bal is niet rond’. Hij somt in het hoofdstuk ‘Doelpuntenkwartier’ de uitkomsten op van onderzoeken naar de Duitse, Engels, Nederlandse en Schotse competitie op en voegt hieraan cijfers toe van het Nederlands elftal in de periode 1972-1995 alsmede het wereldkampioenschap 1990. De uitkomsten van de vergelijking zijn bijzonder illustratief, al zijn ze moeilijk vergelijkbaar doordat de basisperiode van elk onderzoek verschilt. Toch mogen best conclusies worden getrokken, want de resultaten uit de competities betreffen tenslotte honderden wedstrijden. In ieder geval zijn er enkele trends te ontdekken.
Bestuderen we de cijfers in zijn algemeenheid, dan zien we in alle landen dat in het eerste kwartier de minste doelpunten worden gemaakt en in het laatste kwartier de meeste. Ook is duidelijk dat er gemiddeld meer doelpunten worden gemaakt in de tweede helft (56%, zie laatste kolom) dan in de eerste helft (44%). Ook opmerkelijk is dat uit de cijfers voor de Duitse Bundesliga blijkt, dat in alle zes kwartieren afzonderlijk meer wordt gescoord dan in de Engelse, Schotse of Nederlandse competitie. Zo wordt in de Bundesliga in het eerste kwartier gemiddeld liefst 0,42 doelpunt gescoord, terwijl in de Engelse Premier League het cijfer op 0,35 doelpunt ligt. Hoezo is het Duitse voetbal saai en niet aanvallend? De cijfers zijn namelijk ook beter dan die voor de Nederlandse eredivisie!
Tabel 1: Kans op doelpunt per kwartier
Periode | 0-15 | 16-30 | 31-45 | 46-60 | 61-75 | 76-90 | Goals 2e helft | |
Engeland | 1978-1980 |
0,35 |
0,41 |
0,46 |
0,46 |
0,49 |
0,52 |
55% |
Duitsland | 1985-1986 |
0,42 |
0,50 |
0,47 |
0,55 |
0,64 |
0,67 |
57% |
WK | 1990 |
0,21 |
0,25 |
0,23 |
0,37 |
0,46 |
0,62 |
68% |
Schotland | 1991-1992 |
0,34 |
0,39 |
0,47 |
0,47 |
0,52 |
0,63 |
57% |
Nederland | 1991-1992 |
0,38 |
0,41 |
0,43 |
0,50 |
0,50 |
0,58 |
56% |
Engeland | 1993-1995 |
0,33 |
0,38 |
0,41 |
0,45 |
0,47 |
0,54 |
57% |
Nederlands Elftal | 1972-1995 |
0,39 |
0,41 |
0,40 |
0,48 |
0,45 |
0,55 |
55% |
Uit: ‘De bal is niet rond’, Frank van Kolfschooten, blz.52.
Een laatste algemeen kenmerk die uit de scoringstabel is te halen dat de cijfers per kwartier in alle landen bijna elk opvolgend kwartier stijgende zijn. Kortom, aan het eind van wedstrijden wordt internationaal gezien sowieso meer gescoord dan aan het begin, daarin is het Duitse voetbal dus niet onderscheidend. Ook in alle andere landen wordt aan het eind van wedstrijden meer gescoord.
Toch zijn er grote verschillen te onderkennen tussen de competities onderling. In het laatste kwartier wordt in de Bundesliga van alle onderzochte competities en landen duidelijk het meest (0,67 doelpunt gemiddeld per wedstrijd) gescoord. In de Nederlandse competitie ligt het vergelijkbare cijfer op 0,58. Sowieso scoren de Duitsers in hun competitie in deze vergelijking meer doelpunten per wedstrijd (3,25) dan de Nederlanders (2,8 doelpunten). Ook dit is in lijn met andere onderzoeken, zoals het in Van Kolfschootens ‘De bal is niet rond’ opgenomen tabelletje met doelpunten per competitie. Zie tabel 2.
Tabel 2. Gemiddeld aantal goals in nationale competities:
Duitsland 3,28
Nederland 3,11
Zwitserland 3,04
Spanje 2,70
Engeland 2,63
Noorwegen 2,52
Italië 1,92
Europa Cups 2,89
Dit is het voorlaatste deel van een serie van 4 over De laatste minuut, gebaseerd op mijn boek 'De laatste minuut, de 7 mythen van het Duitse voetbal' uit 2006.
CyberSale, 50% korting op een Pro-abonnement
Verbeter je persoonlijke effectiviteit en managementvaardigheden. Begin het jaar goed en krijg toegang tot toepassingsgerichte kennis.
Upgrade uw gratis lidmaatschap, word een Pro