Het kabinet maakt iedere vijf jaar een Klimaatplan gericht op het halen van de nationale klimaatdoelen. Dit Klimaatplan laat zien hoe Nederland op koers kan komen om in 2050 klimaatneutraal te worden. Het ontwerp-Klimaatplan 2025-2035 gaat in op de laatste wetenschappelijke inzichten over klimaatverandering. Maar ook op de technologische ontwikkelingen en internationale beleidsontwikkelingen. Je kunt nu je mening geven over de plannen.
Klimaatdoelen voor mobiliteit
Het Klimaatplan onderscheidt nationale en internationale emissies. De nationale emissies tellen mee voor het behalen van de klimaatdoelstellingen uit de Klimaatwet. Daarbij gaat het om weg- en railvervoer van mensen en goederen op Nederlands grondgebied en om binnenvaart met herkomst en bestemming binnen Nederland. Daarnaast gaat het om internationale emissies van zee- en luchtvaart die brandstoffen bunkeren in Nederland en binnenvaart met herkomst of bestemming buiten Nederland.
Om het klimaatdoel voor 2030 te bereiken en de ambitie van klimaatneutraliteit in 2050 te blijven ondersteunen, is een aanvulling op het huidige beleid noodzakelijk. Het doel is om de resterende CO₂-uitstoot voor mobiliteit terug te brengen naar 21 Mton in 2030, een reductie van 37% tegenover 1990. Versnelling in de verduurzaming van de mobiliteit is nodig om deze doelstelling te halen. De KEV-raming (Klimaat- en Energieverkenning) van 2024 toont een verwachte CO₂-uitstoot van 21,1 tot 25,9 Mton voor 2030, wat net buiten het indicatieve doel van 21,0 Mton valt.
Nationaal beleid voor mobiliteit en transport
Mobiliteit is cruciaal bij het garanderen van bereikbaarheid, economische welvaart en een goed functionerende samenleving. Een duurzaam personenvervoersysteem betekent reizen naar werk en voor privédoeleinden op een schone, betaalbare en comfortabele manier, beschikbaar voor elke regio en elk budget. Naast verduurzaming van het wagenpark is het belangrijk om in te zetten op het verminderen en veranderen van mobiliteit.
Het bevorderen van duurzamere mobiliteit zoals deelmobiliteit, lopen, fietsen en openbaar vervoer kan leiden tot betere volksgezondheid, minder grondstoffengebruik, energiebesparing en een efficiënter ruimtegebruik. Dit draagt bij aan de betaalbaarheid van mobiliteit. Voor een afname van mobiliteit zijn goede ICT-voorzieningen, zoals mogelijkheden om thuis te werken, essentieel, evenals alternatieven voor vervoer om gedragsverandering te stimuleren. Investeringen in een sterk OV-netwerk, deelmobiliteit en goede infrastructuur voor fietsen en lopen zijn cruciaal, evenals het creëren van een goed afgestemd reissysteem dat een soepel alternatief biedt voor de auto. Tijdens deze transitie is het van belang dat de kosten eerlijk verdeeld worden en vervoer betaalbaar blijft.
Elektrische voertuigen worden geïntegreerd in het energiesysteem en zullen zoveel mogelijk opgeladen worden met lokaal of nationaal opgewekte duurzame energie. Het doel is om voor deze voertuigen onafhankelijk te zijn van geïmporteerde fossiele brandstoffen. Waar mogelijk wordt elektriciteit afkomstig van zonne-energie of windenergie gebruikt, en indien nodig wordt duurzaam geproduceerde waterstof geïmporteerd voor zwaar transport.
Wegvervoer
Voor goederenvervoer is een betrouwbare en slimme aanpak nodig. Transport blijft essentieel en zal verder verduurzamen volgens afspraken op Europees en nationaal niveau, met het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Wegtransport zal in toenemende mate elektrificeren, en een goed dekkende laadinfrastructuur is hierbij cruciaal. Daarnaast zal het logistieke systeem efficiënter moeten worden, zodat minder energie, ruimte en grondstoffen nodig zijn voor transport.
In Europa is de regelgeving voor wegvervoer de afgelopen jaren aangescherpt. Fabrikanten moeten geleidelijk steeds meer emissievrije voertuigen produceren, waarbij tegen 2035 alle (bestel)auto's emissievrij moeten zijn en tegen 2040 90% van de vrachtwagens en bussen. Tot 2030 worden ook normen gehanteerd voor de inzet van hernieuwbare energie, zoals synthetische en biobrandstoffen, en de uitrol van infrastructuur voor alternatieve energiebronnen. Vanaf 2027 valt het wegverkeer onder het ETS2-emissiehandelssysteem, waardoor fossiele brandstoffen geleidelijk worden afgebouwd tot 2044. Daarnaast worden nationale belastingen zoals BPM, MRB en accijnzen aangepast om emissievrije voertuigen financieel aantrekkelijker te maken.
Vanaf 2026 wordt er een vrachtwagenheffing ingevoerd, waarbij emissievrije vrachtwagens korting krijgen, en ontvangen bedrijven en organisaties financiële ondersteuning bij de aanschaf van emissievrije vrachtwagens en infrastructuur. Gemeenten stellen zero-emissiezones in voor stadslogistiek, wat de inzet van emissievrije bestel- en vrachtauto’s verder stimuleert. Het kabinet hecht eraan dat binnensteden toegankelijk blijven voor ondernemers.
Sinds 1990 is de uitstoot aanzienlijk gedaald, en er wordt verwacht dat in 2040 een verdere reductie naar 7 à 8 Mton mogelijk is, mits er stevig beleid wordt ontwikkeld voor de instroom van emissievrije voertuigen en de inzet van hernieuwbare energiedragers, met waarborgen voor biogrondstoffen en laadinfrastructuur. Dit sluit aan bij de evenredige bijdrage aan het Europese doel van 90% reductie in 2040. Om de CO2-prestatie van het goederenvervoer te bevorderen wordt een programma opgesteld om te ondersteunen bij het meten en rapporteren van de CO2-emissies en kennis en ervaringen over het verbeteren van de CO2-prestatie uit te wisselen.
Elektrificatie is de hoofdroute
Elektrificatie blijft de hoofdroute vanwege energieonafhankelijkheid en efficiëntie, terwijl hernieuwbare brandstoffen een tussenstap vormen. Volledige elektrificatie voor personenvervoer en weg- en spoortransport is nagenoeg haalbaar tegen 2050, met mogelijk aanvullend gebruik van waterstof voor zwaar vrachtverkeer. Door een snellere opkomst van elektrische voertuigen wordt er minder beroep gedaan op (bio)brandstoffen, wat tot drie keer energie-efficiënter is dan traditionele benzinevoertuigen en helpt bij het behalen van Europese en nationale energiedoelen. Hoewel verbrandingsmotoren nog enige tijd aanwezig zullen zijn, blijven biobrandstoffen noodzakelijk om aan klimaatdoelstellingen te voldoen.
Tegen 2040 wordt overwogen of een deel van de productiecapaciteit voor biobrandstoffen in wegtransport kan worden verschoven naar lucht- en scheepvaart en de chemische industrie. Ook binnen spoor- en openbaar vervoer zijn verdere stappen vereist richting klimaatneutraliteit, waarbij verduurzaming van resterende spoortrajecten, goederenvervoer en veerdiensten wordt nagestreefd.
Internationale lucht- en scheepvaart
De overgang naar klimaatneutrale lucht- en scheepvaart is essentieel voor de economie, energieonafhankelijkheid en het klimaat. Hoewel deze emissies vaak niet meetellen voor nationale doelen, speelt Nederland met havens in Rotterdam en Amsterdam en luchthaven Schiphol een belangrijke rol. Door de aanwezige chemische en raffinage-industrie, transportinfrastructuur en kennisinstellingen is Nederland goed gepositioneerd om duurzame brandstoffen te ontwikkelen en bij te dragen aan Europese en mondiale verduurzaming. Dit transitiepad biedt economische kansen en versterkt de internationale concurrentiepositie van Nederlandse sectoren.
Voor zowel lucht- als scheepvaart is een internationale aanpak nodig, gericht op normeren, beprijzen en stimuleren, om de effectiviteit te vergroten en een gelijk speelveld te garanderen. In beide sectoren speelt de inzet van duurzame energiedragers en technologische innovatie een sleutelrol. Het nationale instrumentarium voor verduurzaming van deze sectoren richt zich op de ontwikkeling en opschaling van duurzame brandstoffen, naast beprijzing van emissies van de luchtvaart.
Nederland heeft een goede uitgangspositie om een koploperrol te vervullen in het verduurzamen van de internationale lucht-en scheepvaart. De haven van Rotterdam is de grootste bunkerhaven in Europa en is aangesloten op een uitgebreid pijpleidingennetwerk en groot chemisch cluster. Hiermee speelt Nederland een grote rol in de raffinage en export van brandstoffen voor Europa en daarbuiten. De luchtvaart in West-Europa wordt voor een groot deel vanuit Rotterdam bevoorraad via de CEPS-pijpleiding van de NAVO. De haven van Rotterdam is van belang voor de economie en bunkering is een van de factoren voor de sterke ‘one-stop-shop’ positie die Rotterdam heeft. Deze bunkerpositie van Nederland laat goed de nationale en internationale opgave zien om de significante binnenlandse en buitenlandse CO2-uitstoot te reduceren en de brandstoffen te verduurzamen. Richting 2050 zet Nederland zich in om deze positie in de brandstofproductie om te bouwen naar duurzame energiedragers.
Bijdragen aan een concurrerende industriesector
Het Klimaatplan kijkt ook naar het belang van betrouwbaar en betaalbaar transport voor het verduurzamen (en circulair maken van) de industriesector. De Europese en Nederlandse industrie blijft in 2050 concurreren op internationale markten en daarom kijken bedrijven op welke plaats zij het best halffabricaten en eindproducten kunnen produceren. Vanwege de energie- en grondstoffentransitie spelen kosten van hernieuwbare energie en grondstoffen hierin een steeds grotere rol, maar nabijheid van afzetmarkten en ketenpartijen, transportkosten, (digitale) infrastructuur, beschikbaarheid van kennis en van kundig personeel ook nog steeds.
Dit maakt dat er ook in 2050 productie in Noordwest Europa plaatsvindt. Daar komt bij dat vanuit overwegingen over de leveringszekerheid en strategische autonomie, productie van bepaalde goederen en diensten in Noordwest Europa gewenst is.
Bron: Klimaatplan 2025-2035
Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen?
Probeer het Pro-abonnement een maand gratis
En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.
Word een PRO