Bespiegeling

be·spie·ge·ling (de ~ (v.), ~en)
1 aanschouwing in gedachten => overpeinzing

Bij tijd en wijle is het goed in de spiegel te kijken. Ik zie, naast de eerste rimpels en grijze plukjes, een mildheid die er gedurende de jaren welhaast onopgemerkt is ingesleten.
Dit is de thuisspiegel die ik meestal voorgehouden krijg door mijn kroost. De spiegel op mijn werk weerspiegelt in de ogen van mijn collega’s. Die geven je zonder woorden een boodschap mee die vaak welhaast verloren gaat in de dagdagelijkse drukte. Maar ook hier geldt dat het goed is wat vaker te kijken in de spiegel van je werkmakker.

Verleden week heb ik tijdens een treinreis weer eens de tijd genomen voor een kijk in de achteruitkijkspiegel. Na een eerste zelfdiagnose, ging ik in gedachten over naar mijn werkomgeving. Ik werk vaa...