De crisis bij Jonathan Safran Foer

Jonathan Safran Foer is vooral bekend van het verfilmde boek ‘Everything is illuminated’. Een werk waarin een briljante student op zoek gaat naar het verleden van zijn vader. Hij doet dat in een Europees land, waar hij één persoon vindt die zijn vader heeft gekend. Een vrouw. Ze woont in een eenzaam huis op het platteland van de Oekraïne en is de enige overlevende van een Joodse gemeenschap die daar ooit leefde.

Het verhaal grijpt aan, en dat doet het dwars door de taalmagie van Foer heen. De film alleen bevredigt om die reden onvoldoende; men moet het boek lezen. Als iemand fris en fief met compositie en woorden en zinnen omgaat, dan is het Foer wel.

Maar liever nog zou men zich kunnen werpen op dat andere, minstens even aangrijpende verhaal van Foer, dat een 9-jarige jongen tot onderwerp heeft, die zijn vader is verloren bij 9/11. ‘Extreem luid en ongelooflijk dichtbij’ heet het in het Nederlands. De compositie is die van een literaire goochelaar, zonder dat je - zoals bijvoorbeeld ooit bij James Joyce- los raakt van de verhaallijn.

Foer lijkt qua thematiek een typisch Joods-Amerikaanse schrijver. Stiekem moet je als lezer denken aan Chaim Potok, die de 8-jarige Davita opvoert in ‘Davita’s harp’. Maar Potok is een ander soort verteller. Hij neemt de tijd en zijn verhalen stralen rust uit, net als de momenteel zo populaire Stieg Larsson.

Foer zit wat dichter bij Bernard Malamud’s ‘The tenants’. Er zit een enorme vaart in zijn boeken, het tempo is moordend. Zeer creatief, en met de humor als dief in de nacht, raakt hij aan grote gevoeligheden. Dat is bijzonder knap, de lezer meenemen in een wervelstorm en hem onderweg voorturend ontroeren.

Wie zijn boeken niet leest, mist iets.

Waar vind ik toepasbare kennis en gedeelde ervaringen

Probeer het Pro-abonnement een maand gratis

En krijg toegang tot de kennisbank. 110 onderwerpen, kritisch, wars van hypes, interactief en geselecteerd op wat wél werkt.

Word een PRO